Voorzitter van de ‘AlgemeeneTooneelboekerij’ en van de redactie van ‘Tooneelgids’, heeft hij mede in het offer gestaan dat deze strijd, bij een weigerige gemeente, van zijn kampers eischte.
Het is op tooneelcritisch gebied dat Dr. Godelaine zijn beste en hoogste verdiensten heeft verzameld. Zijn bijdragen in ‘Tooneelgids’, (ook wel in andere tijdschriften), zijn brochures: ‘Modern en modernistisch tooneel in Nederland’ (1926), ‘Een onderzoek naar het worden en wezen van de theaterkunst’ (1934), ‘Mijn persoonlijke ervaringen omtrent de jongste tooneelbeweging’ (1935), ‘Het Vlaamsche Volkstooneel’ (1939), ‘Dr. Osc. de Gruyter, de flamingant en de tooneelmensch in het licht van het modernisme’ (1940), zijn de illustratie en de grondelementen van de synthese die hij voorbereidde over de primauteit van het spel op het woord in zake tooneel en theaterkunst, en waarmee zijn naam naast het best-wetenschappelijke van het buitenland mag prijken. Daarnaast baande hij den weg voor nieuw onderzoek van de ‘abele spelen’ en bezorgde hij beteekenisvolle bijdragen over het Friesch tooneel en de rol van de muziek bij en in het drama.
Met Dr. Godelaine verdwijnt een van de allerbeste krachten op tooneelgebied, cultuur-historisch en literair-critisch gezien. Vlaanderen heeft hem niet genoeg gekend, vast niet erkend. Mocht het nu ten minste hem niet vergeten en tot eigen groot voordeel zijn voortreffelijke geschriften met piëteitsvolle overgave gaan doorgronden.
A.D.M.
‘Kultuur is het aanbeeld van den sterke, maar het wapen van den lafaard,’
Paul Hirt.