Westland. Jaargang 1
(1942-1943)– [tijdschrift] Westland–
[pagina 11]
| |
II.God is een Wet: de verste sterrenbrank,
de diepte in onzen geest draagt zijn schriftuur.
En Wet is ons de Vrouw, een eigen rank,
onszelven eens ontbloeid voor 't scheppend vuur!
| |
III.Vol bloedende fonteinen bloesemt 't Land
van Uw verstoffelijkte wezenheid,
God, eenmaal door Uzelf in 't kind vermand:
ons mildste vrucht en brug van eeuwigheid
tot eeuwigheid!
| |
IV.Sinds uit zijn vleesch zijn tegenbeeld verkoren,
wordt in den Man het woord tot vollen zin
en bloeit hij eenmaal, Ruimte en Tijd verloren,
waar 't laatste Kind zich weer in God bevindt!
|
|