onbestemd heimwee de vier kamers van zijn hart en hij dacht misschien is dat het leven: kussen... En zijn handen schoven bril en boeken weg.
Op zulk een bestaan moest een kalme dood volgen. Alle verwikkelingen schenen wel voor altijd uitgesloten. Nog enkele jaren werkzaamheid, dacht van de Male, en dan is de tijd gekomen om aan mijn taak de laatste hand te leggen. Daarop mocht er gebeuren wat er wilde. Hij zou zijn werk gedaan hebben en rustig zijn hoofd neervleien na een leven in dienst van de beschaving en de wetenschap.
Doch anderen waakten erover dat hij die jaren stilte niet meer genieten zou en toen hij reeds met het leven meende afgerekend te hebben, begon het zich amper kenbaar te maken. Zekeren morgen ontving hij een brief van den vader van Willems vrouw. Rechter Hans Hillegeer was nog een oud studievriend en er was dus reden toe om eens te glimlachen, zooals de notaris het ook deed, toen hij den omslag openscheurde. Maar onder het lezen van dat schrijven versomberde de uitdrukking van zijn gelaat en op den duur ging het zoo ver dat hij met zulk een onbeheerscht gebaar zijn bril afrukte, dat hij uit zijn hand gleed, en op den grond in stukken viel.
Een uur later, zonder tegen iemand boe of ba te zeggen, belde hij zijn zoon op en vroeg hem onmiddellijk naar het stadje te komen.
‘Wat is er aan den gang vader?’
‘Kom, zeg ik u.’ En hij belde af.
Willem wist dat zijn vader niet grillig was en dus vermoedde hij wel dat het iets heel erg moest zijn dat den oude zoo deed handelen. Wat het mocht wezen, kon hij niet raden. Hij belde een uur later nog eens, hopende dat het zijn moeder zou geweest zijn die aan het toestel was, doch hij vond zich bedrogen.
‘Ik verwacht u’, zei Eric scherp.
Goed dan. Willem nam plaats in zijn wagen en nog denzelfden avond zat hij in de werkkamer van zijn vader, samen met zijn ouders. Eric van de Male, die sedert jaren