Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] [Gedichten] De cirkel Des ochtends was z' een oude vrouw. De hand geschut voor 't laag voorhoofd, werd in haar ogen uitgedoofd de matte schijn van morgengrauw. En 's middags was ze vol en rijp, terwijl de zon haar borsten droeg waarom geen kind als 't zijne vroeg, gelijk een man vraagt om zijn pijp. Maar 's avonds is zij weer een kind, als het geluid stolt in de straat en door haar rok en blouse gaat het lichte trekken van den wind. Als zo de schemer om haar daalt, is dan de doodsnacht niet t' ontgaan? of zal ze straks een doek omslaan en wachten tot de ochtend vaalt? Zeilboot Voor Joy. Zij had een hand gevouwen om mijn knie en onze ogen vonden 't zog, waarin de maan haar licht bedrog schreef als een schaatsrijder zijn drie. Zij las hardop: Ik had je lief. Je bond mijn hart achter je boot; wij zullen zeilen tot mijn dood en vechten als bestolene en dief! Ik las haar na: Zó is 't geweest. Nóg kruis ik op tegen den wind, nóg heb ik hoop dat ik eens vind een haven zonder wild matrozenfeest. Plots hield ik op: had ik de maan geloofd? Zij hield mijn knie nu als een roer en, als een schipper op de loer, lei ze daarbovenop haar hoofd. E. DEN TEX Vorige Volgende