moderne stad. Er zijn veel zulke meisjes. Het is crisis. Het gekontroleerde havenkwartier werd jaren geleden afgeschaft. En de scharen vrouwen die dien Moloch voedden, hebben zich over de stad verspreid. De voorposten van dat leger zijn te vinden langs de groote banen, die naar de stad voeren. Ook in de vele straten, naar het hart van de City, daar waar het geld zit. Als een poliep...
Roethout loopt rond. Waarheen zal hij zich nog richten, vandaag. Hij heeft er den moed niet toe, brutaal te zijn, om geld te winnen. Hij behoort immers tot die leegloopers die niet om geld geven en zich niet amuseeren willen. Het is een misdaad in de groote stad, geen ambitie te hebben. Het gebod is: meedoen aan den stormloop om te bezitten. Niets telt meer. Moraal, goed voor enkele geloovigen. Beleefdheid, dient tegenover meerderen om iets te bekomen, of hen om den tuin te leiden.
Er is onrust in de stad, onrust en vrees voor morgen. Wat zal morgen brengen. Laat ons leven, nu, vlug, jachtig. De landsbesturen volgen elkander op. Er is een tekort, en men gaat met verlof. Laat de gekken, die goed van kwaad onderscheiden en er onder lijden, die werken en vooruitzien. Ze zijn gewone menschen. Die kunnen niet mee. Sustine et abstine.
Roethout loopt voort. Hij ziet de machine in handen van die millioenen zonder hoofd. Nooit heeft de geschiedenis zulk gevaar gekend.
Op dat oogenblik staat hij aan den rand van de stad. Het is vreemd hoe onze gedachten kunnen omslaan door wat we aanschouwen, en hoe de hulp ons komt in hoogsten nood. Te midden het veld staan enkele rijen huizen. Moderne architectuur. Sobere, zuivere lijnen, eenvoudig, dus Goddelijk. Proporties en kleuren, lijnen en bogen, en wolken erboven. Nieuw leven. Openbaring van de toekomst. Openbaring van de komende rust. De mensch zoekt rust. In de jachtende moderne eeuw heeft hij dat verlangen geuit in wat hij het meest modern heeft willen scheppen: in de architectuur. De toekomst is aan ons. Ze ligt buiten de stad. Ze is de gedachte die schept, die harmonie zoekt, in de volmaakte rust. Niets is sterker dan zij.