Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] [Gedichten] Zestien I Wezen buiten de wet. Afspraken met sterren en eigen leden, voor eeuwig, en zonder reden. II Van het meisje van zestien jaar zijn dit de borsten, neem ze maar, zegt ze, je handen dorsten er naar; en mij is het even wonderbaar; hoe door mij heen een verte valt met een zoetheid zonder oponthoud, die zich tot firmament versmalt, 's nachts buiten mijn raam. III Nu ik het samenzijn beleef met het meisje van zestien jaar, o beginsel deds levens, geef, dat ge nog in mij klaar ligt, nu zij het stof wegveegt uit mijn haar met haar handen en haar. IV Om het bloed dat in haar parelt, heilig u, mijn handen. Dit is het eerste in de wereld. Hierom is niet veranderd het paradijs: Adam wandelt met God, noemt, slaapt en vindt het zelfde lichaam dat ik vind. [pagina 28] [p. 28] Bolwerk Een uitgeput geheim gaat in mijn leden onder; het had kind kunnen zijn, denk ik, of ander wonder; maar in u werd het dood. Om donker dat ik met u deel, blijven de sterren in mij staan en worden steen; vluchten de dieren van mij heen; alleen het woord houdt aan u te groeten met eeuwigheid, nagebleven in bloed en tijd. Kind Terwijl we het niet laten blijken dat werelden in ons bezwijken, kijkt het kind ons aan. Het weet er alles van en vindt vanzelf een naam, bewaard binnen zijn koninkrijken, en vangt met ons het spelen aan als zijnsgelijke. Een gansch heelal is eeuwig voor zoolang. GERRIT ACHTERBERG Vorige Volgende