Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Gedichten] Virgo Zij is een wezen tussen vrouw en knaap. Zij heeft de strakke passen van een jongen - Soms ligt zij als een poes inééngedrongen, dan schijnt zij vrouw en glimlacht in haar slaap. Haar ogen zijn van amber, en die weten veel wegen die haar mond aan geen verraadt. Zij spiegelt zich in 't water als zij baadt, haar lijf is rank en koel, en nooit bezeten. Zij houdt van lichte bloemen zonder geur, lang kan zij zwemmen in de groene bronnen. - Zij leest veel en aandachtig, zoals nonnen dat doen, alléén, achter gesloten deur, terwijl het zonlicht aan de wanden fluistert en 't glas-in-lood raam donker glanst als wijn. Zij heeft de trots van hen, die eenzaam zijn, een hart dat wacht, en aan de stilte luistert. Der Tod und das Madchen Mijn beeld was in de spiegel, en ik stond een halve nacht, of langer, onder 't licht te staren naar mijn ogen en mijn mond, mijn smalle schouders en mijn wit gezicht, en in mij steeg verwachting als een vlam, snel, steil en ademloos - Het was de Dood die met een glimlach in de kamer kwam en stil zijn handen om mijn heupen sloot. [pagina 22] [p. 22] Nachtlied Ik had een droom: gij waart mij zeer nabij, uw hand lag op mijn schoot. De regen zong stil aan de vensters, en ook hoorden wij ver weg de donder, als een doffe gong. Toen plots'ling - aan ons voeteneinde zat een klein, verwonderd kind. Hij was zo licht, een zachte druk slechts op mijn voeten, en hij had twee snelle handjes en een rond gezicht. De regen zong, ik tastte met mijn hand in suizend duister, en mijn droom week diep de nacht in, en ik raakte aan de wand en wist vertwijfeld dat ik eenzaam sliep. Nu lig ik wakend tot het morgenrood en met een hart dat nooit zijn vrede vindt: Ik voel uw hand nog op mijn lege schoot en aan mijn voeteneinde speelt dat kind. Verdwenen schepen De zee spoelt traag als kwik over de stenen Op d'aanlegsteiger zit een kind te dromen, hij ziet een vloot van hoge schepen komen... de wind lacht stil - die schepen zijn verdwenen. hier in de golven, dat is lang geleden, de doden zingen in het groene water, het klinkt als ruisen, maar het zijn gebeden - Zij zingen: God verlos ons uit het water - Het kind staart naar zijn spiegelbeeld beneden, en huivert in de wind - het wordt al later. - [pagina 23] [p. 23] Pavane pour une infante defunte (Ravel) Een stille hof, omringd door galerij van slanke, fijn-gedraaide zuilen. Wind vlucht fluisterend door rouwfestoenen, zwarte zij met zware zilvertooi, en doet de rij, de lange bleke rij van kaarsenvlammen beven. De donk're katafalk, diep in de zaal, draagt haar die stierf: het lichaam van een kind, gebed in goud en zwart. - Stil murm'lend plast een lint van maanbeschenen water in de schaal door marmeren godinnen aan de bron geheven. De klagers zijn gegaan, een luide stoet met fakkels en misbaar. Haar kleine hand houdt rode bloemen (tros van droppels bloed) zó licht omvat, haast als een groet voor één die haar zeer lief was in dit leven. HELLA S. HAASSE Vorige Volgende