Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] [Gedichten] Opdracht 's Nachts voor het slapen voel ik door het open raam de rust der straat, der stad en van het land, ik hoor diep in mij, hoe gestadig gaat mijn hartslag, zelfbewust, bescheiden... en plotseling doortrilt een zachte lach mijn bloed en zenuwvezels om dien blijden, schuldloozen, kinderlijken slag. Haar droom Ineens was zij alleen, de laatste vrouwen verdwenen achter hooge rozenstruiken. Zij liep ze na tot waar het pad uit 't bosch omboog naar 't polderland en 't kleine dorp, dat met zijn daken op de kimlijn lag. Zij zag geen mensch; een zwerm van vele soorten vogels vloog bij haar nadering met schichtig fluiten omhoog: hun veeren trilden in het licht. Zij hoorde hoe het lachen van hun vleugelslag langzaam gedempter klonk en zag hen in de lucht in wijde kringen stijgend, eindelijk spiralend tot in 't zichtbare verdwijnen. Een veer viel moeilijk voor haar op den grond. Zij bukte zich en zag verborgen onder struiken een kleed van gele zijde en een snoer van witte parels in de schaduw blinken. Zij kleedde zich en bond het parelsnoer voorzichtig dat het niet zou breken om haar hals. Toen voelde zij zich overmoedig in de koelte der zijde en der parelzwaarte om haar hals. [pagina 21] [p. 21] Vers Hij zag hoe zij zich licht ontkleedde en hoe haar naaktheid groeide door haar kleeren; toen stond zij naakt en lachte stil, gereed voor 't streelen van zijn handen, dat zij wachtte. Hij zag haar naaktheid, jong en zonder schroom en wat nog in haar blik verlangen was en droom, werd veilig en bewust in hare handen, die zij gevouwen hield boven haar schoot, zacht in 't bewegen van haar adem levend. Hij nam haar handen en hij zoende even haar hals en schouders en het warme beven van mond en oogen... toen, als uit een plicht en een verzaken heeft hij haar geheel gegrepen en haar zoo hoog omhoog geheven als naar een wonder... jij, mijn offerdier, dacht hij, jij zult mij eeuwigheid hergeven, een kind, waarin ik wil en opstand vier. En in een drift, die hen geheel bespande, bracht hij zijn lijf en leven brandend dicht bij haar lichaam en leven, gaf haar macht en plicht, een nieuwe sierlijkheid en moederhanden. [pagina 22] [p. 22] Voorzomer Het wordt steeds later donker; dagen zonder wind, waarop het regent in de hooge boomen, gaan langs de open ramen; 's avonds komen, wanneer de zon nog even doorstraalt, vogels zingen vlak bij de bedden; 's morgens in het koele vertrek weer wakker wordend, zie ik buiten den regen onverstoorbaar stroomen. Maar in een nacht, wanneer ik, uit den slaap ontwaakt als uit den dood, verwonderd omzie naar het door de maan beschenen landschap, is al het vroegere leed vergeten en voel ik mij een open hand, een moederschoot, voor dezen nacht en voor dit maanlicht uitverkoren, en lig ik stil den zachten, losgelaten wind te hooren, die aanwaait over een verkregen land. Adriaan MORRIEN Uit den bundel ‘Hartslag’, die bij A.A.M. Stols te Maastricht zal verschijnen. Vorige Volgende