Werk. Jaargang 1(1939)– [tijdschrift] Werk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Gods heimwee God wandelt in het paradijs en ziet de blaren slensen. Hij is wat moe, zijn hoofd wordt grijs, Hij mist de eerste menschen. Stil bij een rooden rozelaar, die lang gesnoeid moest worden, strijkt Hij zich peinzend door het haar: geen hovenier, geen orde! Hij ziet den ouden appelboom, met kwaad en spijt beladen, waar Adam, om een ijdelen droom, het menschdom heeft verraden. En in den schoonsten bloemenweg het spoor van Eva's voeten; een vogel fladdert uit de heg en komt den Vader groeten. Die heeft, door weemoed overmand het hoofd terneer gebogen om met het vlakke van zijn hand de tranen af te drogen. De avond valt, God gaat naar huis, O eeuwig medelijden, Eens zal een hard en heelend kruis Zijn kinderen bevrijden. Lisbeth van THILLO Vorige Volgende