Inspiratie
Wanneer men op de vraag ‘Waarom schrijft ge’, als antwoord geeft ‘volgens inspiratie’, maakt men den indruk in gekleede jas rond te wandelen. Men zou mij kunnen tegenwerpen, dat Henry Rousseau Le Douanier in gekleede jas gehuld placht te schilderen, zonder daarom een voorstander van de ‘inspiratie-richting’ te zijn. Misschien heeft men gelijk en is inspiratie iets anders dan een ouderwetsch kleedingstuk. Wellicht ook is dit begrip met niets positiefs te vergelijken en leeft het slechts in de wereld der parodie, waar alle kleedingstukken tot maskeradepakken worden en slechts het narrenpak actueele waarde bezit.
Daarentegen is het tegendeel ‘geen inspiratie’ een realiteit, welke zich manifesteert bij het opwerpen van de vraag, waarom men niet schrijft. Heeft de eerste vraag een afschrikkende werking, de tweede gelijkt op een aanmoediging. Men wordt voor een noodzakelijkheid aangezien, terwijl men in het eerste geval als een overtollig iets wordt beschouwd - aldus den indruk van den ondervraagde. Dit gevoel van onmisbaarheid brengt den mensch er toe, zich dezen verouderden term weer te binnen te brengen. Wellicht gevoelt men nooit zooveel reden voor zijn bestaan, als wanneer men beweert dat men ergens niet de inspiratie toe bezit. Merkwaardige wereld, waar het negatieve als iets positiefs ondervonden wordt, terwijl het positieve nog slechts parodische waarde bezit.
Men zal mij tegenwerpen: ‘laten we nu niet bij een bepaalde term blijven stilstaan’. Ik ga hiermee accoord en laat achtereenvolgens eenige andere termen de revue passeeren. Op de vraag waarom men schrijft, antwoordt men dat men zich laat leiden door de aanwezigheid van een bepaald feit dat men viert of herdenkt (Goethe), door de behoefte aan ‘Originalité à tout prix’ (Laforgue), of aan ‘banalité’ (Radiguet). Villiers spreekt in dit verband van magnetisme, dat van de persoonlijkheid uitgaat en de dingen maakt tot wat zij voor dien persoon