Watapana. Jaargang 3(1970-1971)– [tijdschrift] Watapana– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Frank Martinus Arion Dochter van god I Probeer niet na te voelen wat ik schrijf Probeer het in godsnaam niet. Wat ik schrijf was nog niet van hier Al komt het hier later. Men zal kunnen zeggen: Wat Hij voelt voel ik ook wel soms Als ik veel heb gezien op reis Of veel te lang alleen ben Maar wat u voelt of denkt is niet waar Al zit in mij ook iets van u want wat u allemaal voelt is van hier maar mijn zwart lichaam is van later. Ik bedoel met later geen God. - In godsnaam niet - want God komt hier Nooit weer goddank. Laten wij hem er niet om bidden. Ik bedoel met later gods Dochter: Zij zal over u heersen. [pagina 19] [p. 19] II Ik kan maar niet genoeg schrijven Dat ik nog nooit ben gestorven. Dit verwondert mij zeer. Ik word er soms klein van, integer en dwaas. Sla mijn handen aan mijn lijf, sla aan het zingen, Gewoon als ik ontdek dat ik nog nooit ben gestorven. Dit is een wapenstilstand met mezelf In deze gevaarlijke wereld. Een dag en een nacht gaan voorbij En ik word voorzichtiger: Omdat ik nog nooit Ben gestorven sta ik nu misschien op het punt van sterven. Wonderlijk voel ik me dan. Op één been. (Hoe kan ik het anders zeggen.) Dan voel ik mijn ziel. Dwars door mijn huid en kleren. Eerst hoor ik de verrassing in mijn hart Dan voel ik mijn ziel zelf, naakt en blij onder mijn sterke voeten, op de blanke kant van mijn hand. Als een waterdruppel. Als het leven daarna doorgaat weet ik: Deze aarde is heel mooi. Maar als zij komt voor wie ik eigenlijk leef? Dan word ik wonderlijk groter. Zij is vrede. In de eerste plaats tussen de mensen onderling, dan tussen de mensen en mij, dan diep in mijzelf. Daarom noem ik haar ook de Heilige Drievuldigheid Al is zij slechts gods Dochter. De enige tot wie ik bid, terwijl ik op één been wacht. [pagina 20] [p. 20] III In Leiden regende het en de stad stond strak Maar ik ben zonder angst doorgelopen om jou Af te halen, Dochter. Ik heb moeite gehad Om onderweg mensen te overtuigen, maar ik ben er. Ik heb moeite gehad om onderweg allerlei mensen te vergeten, die gewond waren en aan wie ik dus ook bloed hoorde te geven, maar ik ben er En voortaan is al het bloed dat ik heb voor jou. Daardoor ben je Godin geworden. Ik heb zozeer verlangd naar jou dat ik mezelf in jou projecteer. En wel op dezelfde hoogte als de Goede God, Die voor mij goddank voor goed niet meer is. [pagina 21] [p. 21] IV Komt zij dichterbij Of is er sprake van een vals gerucht Nu kerstmis weer over de natte straten loopt. En ben ik dus toch alleen Temidden van kerstmis en nieuw jaar En de onvermoeibare drie koningen? 2 Ja, zij. Ik mis haar. Wel zijn er boden van haar aangekomen. Drie, in de nacht, Maar ik wantrouw ze. 3 Maar telkens als ik lach seinen ze met de kleuren van haar rokken en haar rijk: Daar, direkt onder mijn raam: Priester De dochter van God zend ons Om je aan te kleden Om je te vervoeren naar de heuvel bij het water Waar zij vannacht geboren wordt. 4 Heb mij tenslotte aangekleed Zij het na veel aarzeling, voor mijn rendez-vous met Vrede want december is immers een akelige maand vanwege de geboorte van het Onheil zelf. [pagina 22] [p. 22] V De Dochter van god ziet er uit Als Angela Davis Zij wordt in de gevangenis gehouden En ik word in de gaten gehouden Zo kunnen wij nog niet komen bij elkaar... Om die verschrikkelijke bom te plaatsen. Maar Mevrouw Indira Gandhi! Maar Mevrouw Indira Gandhi! Indira Gandhi! Maar Mevrouw Indira Gandhi! En Mevrouw Golda Meïr! Vorige Volgende