Watapana. Jaargang 2
(1969-1970)– [tijdschrift] Watapana– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||
Over de oorsprong en de ontwikkeling van het PapiamentoIn de nummers 2, 3 en 4 van Watapana hebben wij de artikelenreeks van Dr. H.L.A. van Wijk over de oorsprong en ontwikkeling van het Papiamento gepubliceerd (in het Spaans), gevolgd door een korte samenvatting in het Nederlands. Naar aanleiding hiervan heeft de Heer Antoine J. MaduroGa naar voetnoot*) enkele opmerkingen gemaakt, die wij in het vorige nummer hebben opgenomen. Aangezien het ‘stuk’ in het Papiamento gesteld was en wij de Nederlandstaligen onder U dit niet willen onthouden, geven wij hier daarvan een resumé in het Nederlands. De Heer Maduro wijst er op, dat toen hij zijn werk ‘Papiamentu, Origen i formashón’ geschreven had (1965), hij nog niet op de hoogte was van het artikel van Dr. Van Wijk, dat voor het eerst gepubliceerd werd in 1958, zeven jaar eerder. Dat is dan ook de reden, schrijft Maduro, waarom hij in zijn werk niet gereageerd had op de mening van Dr. Van Wijk, die zoals wij gezien hebben, de Portugese oorsprong van het Papiamento volgens een taal-historische methode tracht te verklaren. Maduro's eerste opmerking betreft het feit, dat Dr. Van Wijk in zijn artikel stelt, dat de aangevoerde slaven zich van een Guinees-Portugees hebben bediend, dat vanaf het midden van de XVe eeuw aan de Westkust van Afrika een internationale verkeerstaal was. Het is een grote fout, aldus Maduro, te beweren dat de Afrikanen aan de gehele Afrikaanse kust, van de Senegal-rivier in het noorden tot aan de haven van Angola in het zuiden (6434 km.) een verbasterde Portugees spraken. Het is duidelijk, dat slechts diegenen, die zich met de slavenhandel bezighielden, van dat geradbraakte Portugees gebruik maakten. De ‘koopwaar’ zelf had er geen behoefte aan een vreemde taal te kennen. Die was er om verkocht te worden en niet om andere talen te leren of om een babbeltje te houden. Het lange verblijf van de negers aan de kust, alvorens zij verkocht werden, is volgens de Heer Maduro ook niet juist, want de historische feiten zijn, dat de schepen dikwijls juist door het gebrek aan ‘koopwaar’ opgehouden werden. | |||||||
[pagina 27]
| |||||||
Maduro verwijst in dit verband naar ‘EL NEGRO EN LAS AMERICAS - ESCLAVO Y CIUDADANO’ van Frank Tannenbaum (1968, pág. 33). Tegen de veronderstelling van Dr. Van Wijk, dat de slaven het neger-Pórtugees uit Afrika naar Curaçao meegebracht hebben en dat hier de ontwikkeling daarvan het Papiamento zou hebben doen ontstaan, heeft de Heer Maduro dus stellig bezwaar. Hij zegt: Ik wens dat Dr. Van Wijk aan de hand van betrouwbare bronnen uit die tijd illustreert hetgeen hij daar beweert. De Heer Maduro besluit met het aanhalen van drie werken om zijn mening te staven, nl. dat de negerslaven slechts hun eigen dialect kenden toen ze in de West aankwamen.
En Leslie schreef dat in 1739, voegt de Heer Maduro eraan toe. Hij was een ooggetuige! Gaarne zou ik nu willen zien, dat Dr. Van Wijk passages uit boeken aanhaalt, waaruit blijkt dat de slaven, die naar de West zijn gebracht, afro-Portugees spraken. Ik wil een overtuigend bewijs hebben. Met deze woorden eindigt de Heer Maduro zijn betoog.
(Dr. Van Wijk's reactie publiceren wij in het volgende nummer) |
|