Resumé van de artikelenreeks van Dr. H.L.A. van Wijk over de ‘Oorsprong en ontwikkeling van het Papiamento’, verschenen in de nrs. 2, 3 en 4, Jaargang I (1968-69) van Watapana.
(Dr. van Wijk is lector Spaans en Portugees aan de Rijksuniversiteit te Leiden)
Dat de meningen over de oorsprong en samenstelling van het Papiamento bij de taalkundigen nogal uiteenlopen, daarvan getuigen de verschillende definities van de taal van Curaçao: ‘geradbraakt Nederlands gesproken door de inheemse bevolking van West-Indië’, ‘neger-Spaans’, ‘een mengsel van Nederlands, Spaans, Engels, Frans, Portugees, Afrikaanse en Indianentalen’.
De Zuid-Amerikakenner, Mr. W.J. van Balen, wijst in zijn studie ‘Papiamentoe en Portugees’ op de geringe aandacht, die bij de bestudering van het Papiamento is besteed aan het Portugees.
Dr. van Wijk wijst erop, dat de slaven, die van handelaars in Portugees West-Afrika gekocht werden, hun omgangstaal (verbasterd Portugees dus!) niet tijdens de overtocht leerden, omdat ze met deze taal al min of meer vertrouwd waren; immers, de negers die in de binnenlanden van Afrika gevangen genomen waren, werden niet onmiddellijk op transport gesteld. Het behoeft wel geen betoog dat deze negerslaven, gezien de verschillende plaatsen van herkomst, een Portugees spraken, dat was aangepast aan de fonetische, morphologische en syntactische eigenschappen van hun eigen talen.
Zo zien we, dat we in dit neger-Portugees de oorsprong moeten zoeken van het Papiamento.
Merkwaardigerwijs is deze omgangstaal van de negers tot aan het eind van de XIXe eeuw practisch niet beïnvloed door het Nederlands, met uitzondering van de woordenschat. De Nederlanders deden aanvankelijk alle moeite om zich de taal der onderworpen bevolking eigen te maken. Zo werden de militaire en civiele autoriteiten van Curaçao opgeleid in de Braziliaanse vestigingen van de West-indische Compagnie, waar zij ook in contact kwamen met het Portugees.
Ook vestigden zich op Curaçao vele uit Nederland en Brazilië afkomstige (Portugese) joden. Doch het Portugees gesproken door deze joden heeft niet erg veel invloed gehad op het neger-Portugees, alhoewel het zeker heeft bijgedragen tot de ‘de-afrikanisering’ ervan.
Opvallend is in het Papiamento het geringe aantal woorden afkomstig uit het ‘beschaafd’ Portugees, terwijl Afrikaanse trekken in overvloed aanwezig zijn. In de woordenschat van het Papiamento vindt men echter géén Afrikaanse taalkundige resten meer terug.
Met betrekking tot dit fenomeen merkt Dr. van Wijk op, dat ‘vanaf het moment dat de Curaçaose slaaf niet meer de minste verwantschap voelde met de “pas geïmporteerde” neger, d.w.z. de ongeciviliseerde neger uit de binnenlanden van Afrika, de taalkundige resten op het gebied van de lexicografie gedoemd waren een langzame, maar zekere dood te sterven’ (Watapana 2, pag. 16).