Symbiose
De huishoudster was bang. Zoals haar meneer nu weer zat te staren... Hoeveel keren niet had ze daar bij de deur van de keuken gezeten, haar blikken strak gericht op de gebogen gestalte voor het aquarium. Het stokje zoethout schoof traag over haar rauwe onderlip naar de andere hoek van haar mond. Zwarte kunst.... het kòn niet anders. Zij boog voorover om het aquarium beter in het oog te krijgen. Een grijs krulletje gleed langs haar zwartglimmende slaap. Een druppel zweet maakte zich los uit het haar en begon traag en dan weer vliegensvlug met de groeven in het gezicht mee zijn weg naar beneden af te leggen. De vrouw had nu alleen maar aandacht voor de anemoon, die traag waaierde met weekroze tentakels. En daar zag ze het kopje naar voren steken uit de anemoon. Dat was het koraalvisje, dat bij het geringste teken van gevaar in de anemoon schoot en dan met trillende vinnen, de staart gekromd, tussen de tentakels door loerde. Het was die man vast te doen om het koraalvisje met zijn bruine en krijtwitte kleurenbanen. Voor de andere vissen scheen hij geen belangstelling te hebben, al schoten die verstollend tot felle kleurenflitsen, door het water. Wat voor duistere krachten bracht het koraalvisje teweeg! Zij zou er een eind aan moeten maken. Met haar meneer moesten geen ongelukken gebeuren. Sinds zijn komst op het eiland, blakerend onder de helle tropenzon, had zij het huishoudelijke werk voor hem gedaan. Hij had haar altijd goed voor het werk beloond. En hij had haar altijd laten begaan. Veel hadden ze elkaar nooit te zeggen, zelfs had ze het gevoel dat hij haar vaak niet begreep. Als de folklore van de eilandbewoners ter sprake kwam trok zijn mond altijd scheef. En als ze met een ingehouden stem vertelde over de zwarte kunst, dan gleed er een spottende lach over zijn nog jeugdige gezicht. Maar hij was altijd vriendelijk! Diepe groeven stonden nu in haar voorhoofd geploegd. Meerdere keren al had zij zich afgevraagd wat ze zou kunnen doen, maar eigenlijk had
zij de moed niet om iets te doen. Als zij de laatste tijd bij het schoonmaken van het huis in de buurt van het aquarium kwam, en zij de vis tussen de tentakels van de anemoon zag schuilen, dan voelde zij de spanning in zich stijgen. Maar steeds weer ontbrak haar de moed om haar hand in het aquarium te steken en de waaierende tentakels van de anemoon vast te grijpen. Met één ruk zou de oorzaak van het loerende kwaad verdwenen zijn. Zij zou de vis verloren langs de ruiten van het aquarium zien, op en neer dansend in het klotsende water. De zeeslang zou het visje met een spitse uitval grijpen. Zij zou zich er toe dwingen daar naar te kijken. En zij zou blijven kijken tot de grauwgespikkelde slang met deinende kieuwbewegingen weer in een van de donkere holen in de rotsblokken zou terugglijden... Intussen zette de man zich er zichtbaar toe om op te staan. De avond begon te vallen, met rode strepen tussen de wolken. Hij zou zich maar gaan omkleden om op tijd op het feest te zijn. Hij wist nu al dat hij zonder met iemand werkelijk contact te hebben, zou ronddolen tussen de mensen. Vaag was hij er zich van bewust dat het toch hoe langer hoe beter ging, terwijl hij nog maar betrekkelijk korte tijd op het eiland was. Maar het zou toch weer een onbevredigend gevoel