Een ware en aanddoenlyke historie.
Een jong Meisje, welke de eenige Dochter was, hoe zy tegen zin en wil van haare Ouders in den Huwelyken staat is getreden, en met haar man buiten 's Lands ter Woon is gegaan, hoe hy daar alles heeft doorgebragt, en zy met haar eenig Kindje in de grootste droefheid verkeerde; hoe zy een Brief naar haare Ouders schryft om vergiffenis te verzoeken, maar een Rouwbrief terug ontvangt, wegens het Overlyden van haare Moeder, waarop zy het besluit neemt, eenzaam met haar Kind te dwalen, hoe zy by haar Vader aankomt, welke haar geheel verstoot, en horende, dat haar Moeder reeds Begraven was, zich naar den Doodgraver vervoegd, en hem met traanen beweegt, om het Graf te openen, hoe zy op het gezigt van haar Moeder bezwykt, en binnen kort komt te Overlyden, terwyl het Kind by een Boerin besteed werd. De tyding, welke haar Vader zoodanig verschrikte, dat hy kort daarna Overleed; alsmede het schandelyk uiteinde van haar Man, die onder een Roversbende is gegaan, en uit wanhoop zich zelve doorschoten heeft, droevig om te leezen en te zingen.