ter een lesje, zoals u hiervoor hebt vernomen. Deze koning en diens neef brachten vierduizend ridders mee. In dat gezelschap verkeerden ook Waleweins gastheer en diens zoon, die Walewein grote eer bewezen hadden, zodat hij op eervolle wijze strijd kon leveren met de hertog.
Vervolgens kwam Gorleman met vijfhonderd ridders. Dat was degene die altijd tegen ridders vocht die in zijn kasteel wilden overnachten: ze moesten hun logies met zwaard en schild verwerven, ófwel het onderspit delven.
Ook de twee reuzen kwamen naar Arthurs hof in gezelschap van zeshonderd ridders en van de jonkvrouwen die ze gevangen hielden totdat Walewein hen bevrijdde, zoals ik hiervoor heb verteld.
Weet dat ook de koning van Portugal met vierduizend ridders zijn tenten opsloeg langs de rivier bij Kardoel.
Op de door Walewein vastgestelde dag bracht de koning van Aragon zesduizend dappere en koene ridders mee; in de vlakte, waar reeds vele vorsten aanwezig waren, sloeg ook hij zijn tenten op; vele daarvan waren rijkelijk versierd.
Zodra koning Arthur vernam dat er zich zoveel volk voor Kardoel verzameld had zonder dat hij daarvan wist, trok hij zich terug met zijn raadgevers: hij meende immers dat het vijanden waren. Zijn raadgevers adviseerden hem het volgende: ‘Er moet iemand naar hen toe gaan en vragen wat dat te betekenen heeft.’
Iwein en Perceval werden daartoe uitverkoren. De koning drukte hun op het hart dat ze op vriendelijke wijze zouden vragen waarom ze daar allemaal gelegerd waren. De twee gingen erheen en begrepen al snel hoe de vork in de steel stak: Walewein had al die mensen gedwongen daarheen te gaan als gevangene van de koningin. Daarover waren Iwein en Perceval zeer verheugd en ze brachten deze tijding aan de koning over.
Zodra men hoorde dat Walewein niet alleen in leven was, maar ook dat hij naar het hof zou komen, raakte het hof in rep