| |
| |
| |
Hoe Walewein het toernooi won en hoe hij de koning van Aragon gevangen nam
Volgens het verhaal ging Walewein hierna naar Aragon. Tien dagen reed hij voort zonder een avontuur te beleven. Op de elfde dag bereikte hij de rand van een woud waar hij doorheen moest. Daar zag hij een schildknaap naast een legertros rijden. Walewein vroeg hem waar hij naar toe ging.
‘Heer,’ antwoordde de schildknaap terstond, ‘dat zal ik u naar waarheid vertellen. Er is een toernooi uitgeroepen waar twee koningen aanwezig zullen zijn, namelijk de machtige koning van Aragon samen met vele dappere ridders en de minder machtige koning van Portugal. U moet weten dat dit toernooi het gevolg is van vermetelheid en trots. Immers, degene die overwint zal daarna in het land van de ander gaan roven en brandstichten. Maar wij menen te weten dat de koning van Portugal op de vlucht zal slaan, omdat zijn leger veel te klein is in vergelijking met het onze.’
Walewein nam afscheid van de schildknaap en overwoog de koning van Portugal te hulp te schieten. Mocht hij in staat zijn hem de overwinning te bezorgen, dan zou men hem des te meer prijzen.
Twee dagen lang vroeg Walewein overal waar hij kwam naar de koning van Portugal, totdat hij in een dal een schildknaap ontmoette. Ook bij hem informeerde Walewein naar de koning.
‘Ik zal het u vertellen,’ zei de schildknaap. ‘De koning is in dat bos gelegerd. Hij is echter zeer bevreesd dat de koning van Aragon zijn land zal verwoesten.’
Zodra Walewein dit vernomen had, reed hij die kant op. De koning van Portugal had echter op dat moment zijn intrek genomen in een van de steden, zodat Walewein op dat uur geen onderdak kon vinden. Lange tijd zwierf hij een beetje rond. Uiteindelijk bereikte hij een kleine herberg waar slechts twee
| |
| |
avonturenridders aanwezig waren. Hoe dan ook, Walewein vertelde hun over zijn toestand en dat hij van plan was de koning van Portugal in het toernooi bij te staan. Daarom werd hij gastvrij onthaald: men nam zijn wapenrusting aan en een van de ridders liet hem daarna een stel prachtige kleren brengen. Toen bleek hoe knap Walewein was. Hoe langer deze ridder Walewein aanschouwde, hoe knapper hij hem begon te vinden. Hij snelde naar zijn kameraad en deelde hem mee: ‘Voor zover ik dat kan bekijken, heb ik nog nooit van mijn leven zo'n mooie man gezien, als ik nu onderdak heb verleend. Ik ben ervan overtuigd dat hij morgen in het toernooi de overwinning zal behalen. Laten we hem daarom vergezellen.’
Onmiddellijk hierna werd de maaltijd opgediend en daarna legde men zich ter ruste op kostbare bedden.
De volgende dag trok de koning van Portugal met zijn gevolg op naar het strijdperk; Walewein, over wie dit verhaal gaat, en de twee ridders deden hetzelfde. De koning had de beschikking over drieduizend goed bewapende ruiters en bovendien tweeduizend snelle en dappere voetknechten. De koning van Aragon arriveerde met vijfduizend ridders en vierduizend schildknapen op het terrein waar het toernooi zou plaatsvinden.
Nadat men lange tijd aan de rand van het strijdperk stil had gestaan, zei Walewein tot zijn medestrijders: ‘Ik sta hier al te lang stil; ik ga eens kijken of iemand uit het gevolg van de koning van Aragon bereid is met mij te vechten.’
Hij nam zijn speer en schild en reed naar de andere kant van het veld. Daar ontwaarde hij de maarschalk van het leger van Aragon die eveneens een speer had genomen om een tweegevecht aan te gaan. Ze gaven hun paarden de sporen en stormden strijdlustig op elkaar af met gevelde speren. Dit zou de maarschalk nog duur te staan komen. Bij het treffen brak de lans van de maarschalk in tweeën, maar Walewein wist zijn tegenstander met de zijne uit het zadel te wippen. Walewein legde onmiddellijk beslag op het paard van de maarschalk en
| |
| |
gaf dat aan zijn schildknaap; daarna keerde hij in het strijdperk terug.
De maarschalk, die aanvankelijk dacht dat zijn laatste uur geslagen had, stond op en ging naar zijn heer, de koning van Aragon, bij wie hij zich beklaagde over het verlies van zijn paard. De opperschenker werd zeer kwaad over de schande die zijn collega was aangedaan. Zonder een seconde te wachten reed hij vertoornd op Walewein af, die midden in het strijdperk stond. Walewein reed zijn tegenstander tegemoet en stootte hem zo hardhandig uit het zadel dat hij bewusteloos achter zijn paard neerviel. Nadat Walewein het paard van de opperschenker wederom aan zijn schildknaap gegeven had, maakte hij rechtsomkeert.
Zodra de tegenpartij vernam dat de opperschenker verslagen was, ontstak de hofmaarschalk in grote toorn en deelde mee dat hij zijn beide collega's wilde wreken. Toen Walewein en de hofmaarschalk elkaar troffen, braken hun speren en werden hun paarden bijna omvergeworpen. Daarop trokken beiden het zwaard.
Dat was het moment voor meer dan vijfhonderd ridders om zich in de strijd te mengen. Walewein werd aan alle kanten belaagd, maar zijn gezellen schoten hem te hulp en stonden hem bij. Walewein kwam oog in oog te staan met de hofmaarschalk en sloeg die van zijn paard. Nadat hij ook dat paard aan zijn schildknaap had overhandigd, reed hij naar de plaats waar de strijd het hevigst woedde. Velen deed hij op die dag uit het zadel tuimelen; velen joeg hij schrik aan. Iedereen begon te vragen of iemand wist wie die ridder was die de overwinning in de wacht sleepte. En wie zijn twee kameraden waren over wie men eveneens met grote bewondering sprak. Met zijn drieën behaalden ze de overwinning in het toernooi. Zodra de gevechten beëindigd waren, liet men afkondigen dat het toernooi de volgende dag zou worden voortgezet. Iedereen verliet het strijdperk en begaf zich naar zijn logement. Ook heer Wale- | |
| |
wein keerde samen met zijn twee kameraden terstond terug naar hun herberg waar ze hartelijk werden onthaald. Walewein zei tegen zijn makkers: ‘Ik zou graag iets willen afspreken waar we ons voordeel mee kunnen doen, op voorwaarde dat u daarmee akkoord gaat.’
‘Heer,’ antwoordden ze, ‘wat u ook wenst, zullen we zonder dralen uitvoeren.’
‘Zorg dan dat u vijftig ridders verzamelt die u min of meer tot de beste rekent en die hier zonder leiding deelnemen aan het toernooi. Zeg hun dat ik hun leider wil zijn.’
Daarop gingen beide ridders naar de stad en keerden terug met de vijftig beste ridders die ze hadden kunnen vinden. Die ridders werden door Walewein hartelijk ontvangen en sloten zich aan bij Waleweins gevolg: ze wilden graag onder zijn leiding deelnemen aan het toernooi. Men schaarde zich aan tafel en Walewein liet zijn gezellen rijkelijk van goede wijn voorzien.
‘De paarden die ik vandaag veroverd heb, schenk ik u bij voorbaat.’
Ik kan u wel vertellen dat er grote vreugde heerste in Waleweins kamp.
Vroeg de volgende ochtend riep men iedereen opnieuw onder de wapenen. Beide koningen begaven zich met een enorme legermacht naar het slagveld; beide partijen begonnen tegelijk aan het toernooi. Tweehonderd volledig bewapende ridders uit Aragon wilden de slaglinie van hun tegenstanders met lansen doorbreken. Dat had Walewein in de gaten en daarom zei hij zijn gezellen: ‘Doe uw best. We moeten die troepen uit Aragon tegenhouden. Anders zal ons grote schande ten deel vallen.’
‘Heer, wij zullen u volgen,’ riepen allen.
Daarop gaf de strijdlustige Walewein zijn paard de sporen, stormde op de maarschalk af die voor zijn troepen reed, en stootte hem van zijn paard. Daarop trok Walewein onmiddellijk zijn zwaard en sloeg er duchtig op los. Zijn gezellen volgden
| |
| |
hem op de voet en stootten wel honderd tegenstanders uit het zadel. De paarden van de overwonnenen werden door Waleweins gezellen uit het strijdgewoel weggeleid. Ondertussen was Walewein zo ver vooruitgereden, dat ze bang waren hem kwijt te raken. Op dat moment hoorden ze de strijdkreet ‘Portugal! Portugal!’ op het slagveld klinken. Daar trokken ze heen, onderweg dappere daden verrichtend. De Portugezen hielden onder leiding van Walewein stand, zodat Walewein samen met zijn gezellen die dag met de eer ging strijken. Vele slagen werden er uitgedeeld, voordat de Aragonezen het onderspit dolven. Vooral heer Walewein verrichtte staaltjes van dapperheid: hij liet zijn tegenstanders alle hoeken van het veld zien. Dat deed menigeen opmerken: ‘Nu is het afgelopen met de arrogantie van Aragon; deze ridder heeft hun een lesje geleerd.’
Uiteraard was dit het commentaar van de Portugezen.
Ook de koning van Portugal had opgemerkt wat Walewein en diens gevolg in het strijdperk presteerden en hoe zij hun tegenstanders neermaaiden. De koning vroeg toen of iemand wist wie die ridder was, die daar in z'n eentje de overwinning behaalde. ‘Hij is de beste van alle ridders. Ach, lieve Heer, hoe prachtig en onbevreesd leverde hij samen met een kleine groep ridders strijd met driehonderd Aragonezen! Uit zijn manier van doen heb ik duidelijk kunnen opmaken dat zijns gelijke nergens ter wereld leeft. Ik zal direct een bode naar hem toe sturen en hem verzoeken hierheen te komen. Dat zal ons tot voordeel strekken!’
Maar niemand kende Walewein. De koning zond daarop zijn maarschalk naar Walewein en diens gevolg met de volgende boodschap: ‘Heer, de koning verzoekt u vriendelijk, doch dringend om met uw gezellen naar zijn tent te komen. Hij wil u eer bewijzen, zoveel als in zijn vermogen ligt. We zagen immers nooit een betere ridder op het strijdtoneel dan u.’
‘Ach, ridder, als dit eens waar mocht zijn, zou ik tevreden zijn! Ik moet het echter tegenspreken. Ik ben slechts een man
| |
| |
met beperkte mogelijkheden. Heren,’ zei hij tegen zijn gezellen, ‘wat dunkt u? Zullen we naar de koning toe gaan?’
‘Ja,’ antwoordden ze meteen.
Onmiddellijk daarna reed heer Walewein naar de koning. Zodra die Walewein in het oog kreeg, trad hij op hem toe en omhelsde hem: ‘Uit naam van God heet ik u welkom, gij bloem van alle ridderschap! Ik verzoek u met klem voorlopig in mijn gezelschap te blijven. Als u belooft me bij te staan in het toernooi, geef ik geen stuiver voor het reusachtige leger dat de koning van Aragon op de been heeft gebracht. Dank zij uw aanwezigheid zullen ze rekening met ons moeten houden. Het zal hem nog duur te staan komen, mits we morgen overleven.’
‘Voor zover dat in mijn vermogen ligt,’ antwoordde Walewein, ‘zal ik u dienen, hetzij in een toernooi, hetzij in een oorlog. Daar kunt u zeker van zijn.’
Dit verheugde de koning ten zeerste. Daarna beval hij zijn maarschalk erop toe te zien dat Walewein en zijn gevolg zo snel mogelijk onderdak kregen.
Nadat dit geregeld was, liet de koning van Aragon middels een bode aan de koning van Portugal weten: ‘Mocht ik u morgen in het strijdperk aantreffen, dan zal ik u gevangen nemen en al uw mensen verslaan, tenzij ze op de vlucht slaan.’
De koning van Portugal gaf de bode het volgende antwoord: ‘Ga terug naar je heer met de mededeling dat ik hem en al zijn ridders morgen tot in zijn tentenkamp zal opjagen. Dat zal een schande voor hem zijn.’
De schildknaap ging weg en bracht de boodschap over aan zijn heer. De koning van Portugal riep ondertussen al zijn ridders bijeen: ‘Heren, ik verzoek u me te helpen. De koning van Aragon wil ons morgen in de pan hakken. Nu zal ik dus mijn vrienden leren kennen. Als ik me ooit jegens u verdienstelijk heb gemaakt, zorg dan dat ik nu beloond word. Ben ik echter gierig en streng jegens u geweest, dan wil ik dat graag ongedaan maken: ik sta te uwer beschikking.’
| |
| |
Maar de heren zeiden unaniem: ‘Sire, wees niet bevreesd. We zouden liever het leven erbij in schieten dan dat we u in de steek laten. We zullen daarom in het strijdperk ons uiterste best doen.’
Dit antwoord stemde de koning vreugdevol. Terwijl de baronnen huns weegs gingen, werd Walewein en zijn gezellen verzocht te blijven. De koning smeekte Walewein zich altijd zijn eer en goede naam voor ogen te houden. Ik kan het nog sterker vertellen: hij gaf Walewein niet alleen de volledige beschikking over zijn eigen persoon, maar hij droeg Walewein ook het bevel op over al zijn strijdkrachten. Daarmee kon Walewein doen en laten wat hij wilde.
‘Heer, bij de liefde Gods,’ gaf Walewein ten antwoord, ‘u beschikt over veel dappere ridders. Als u mij het bevel over hen geeft en zij me morgen allemaal volgen, zal ik alle mensen die de koning van Aragon op de been weet te brengen, mores leren. Bij Sint-Jan, dat kan ik u verzekeren, mits ik het leven behoud.’
‘Gezegend zijn de mond en het hart waaruit deze woorden opwelden,’ antwoordde de koning lachend. Na een beker wijn gedronken te hebben begaf een ieder zich ter ruste.
De nacht liep ten einde en een stralende dag kondigde zich aan. Walewein maakte zich zorgen over zijn opdracht, maar de koning handelde precies zoals hij gezegd had toen hij Walewein tot opperbevelhebber benoemde. Walewein was van plan zijn verplichtingen zo goed mogelijk na te komen. Al vroeg in de ochtend hadden alle ridders hun wapenrusting aan. Ook de koning van Portugal zat tot de tanden toe bewapend te paard. Walewein was niet vergeten dat de koning hem had verzocht ook zelf aan de strijd te mogen deelnemen. Walewein reed naar hem toe en sprak: ‘Luister, sire, wat u moet doen. U moet uw leger in vijven verdelen. Elk van die slagordes zal dapper onder haar eigen banier strijden, en wel zo dat elke slaglinie net doet alsof ze het tegen iedereen in het strijdperk wil opnemen. Als ik zie dat een van de linies het te kwaad krijgt en ten onder dreigt
| |
| |
te gaan, zal ik haar met mijn gezellen op zo'n wijze beschutting bieden, dat men daar met verbazing over zal praten. Ik zal onze troepen zo inspireren, dat we altijd de overhand zullen houden.’
De koning stemde hier niet alleen mee in, maar hij bracht het ook ten uitvoer. De eerste slaglinie liet hij optrekken en die pakte haar tegenstanders zo hardhandig aan dat ze daarmee veel eer verwierven. Ze reden namelijk tot aan de tent waar de koning van Aragon verbleef. Ofschoon deze koning met wel vijfduizend snelle ridders uittrok, weerstonden de Portugezen hen zo goed ze konden. Ofschoon ze maar met weinigen waren, vernielden ze de schilden van hun tegenstanders. De Aragonezen weerden zich eveneens dapper; de Portugezen lieten tijdens het toernooi blijken dat ze ook met het zwaard overweg konden; niemand kon tegen hen op; maar uiteindelijk moesten ze toch het veld ruimen.
Daarop kwam de tweede Portugese slagorde naar voren, zoals Walewein bepaald had. Zij sloegen zich een weg door het heetst van de strijd; hun aanval was zo stormachtig, dat ze allemaal hun speer in tweeën braken en daarbij hun tegenstander ter aarde wierpen. Walewein vergezelde hen en brak door alle vijandelijke linies heen; ieder die hij op zijn weg tegenkwam, werd onder de voet gelopen. De Aragonese linie sloeg op de vlucht; zodra hun kameraden die zich tot dan toe afzijdig hadden gehouden, dat zagen, kwamen ze met vijftienhonderd man aangestormd. Als Walewein en de zijnen niet ter plekke waren geweest, zouden de Portugezen in de pan gehakt zijn. Nu weerden ze zich dapper met schild en speer en maakten vele tegenstanders onschadelijk. Maar ook zij werden gedwongen zich terug te trekken, totdat de derde slagorde het strijdperk betrad. Daardoor raakten de Aragonezen hun voordelige positie kwijt, want deze linie richtte grote schade aan. Bovendien velden heer Walewein en zijn gezelschap vele ridders. Ik denk dat er niet veel Aragonezen hun gevecht wonnen. Ze sloegen op de vlucht.
| |
| |
Zodra de koning van Aragon zag dat de Portugezen zijn leger zo vernederden, schaamde hij zich diep. Onmiddellijk zette hij zich met zijn legerafdeling in beweging; hij werd door zoveel ridders vergezeld dat ik ze niet allemaal heb kunnen tellen; hij was buitengewoon vertoornd. De Portugezen, inclusief hun koning en Walewein, wachtten hen met een grote legermacht op. Niemand kon iets anders doen dan op zijn tegenstander af gaan. Beide koningen troffen elkaar daar met zo'n geweld dat hun zadelbogen kraakten en hun lansen braken; beiden trokken direct hun zwaard en begonnen duchtig op elkaar in te slaan. De Aragonezen en Portugezen vielen elkaar aan. Geen levende ziel kan het gekraak van de speren en de slachting die werd aangericht, afdoende beschrijven. Het groene gras werd door het bloed rood gekleurd. Beide partijen bevochten elkaar venijnig. De Portugezen weerstonden de Aragonese aanval in het dal; de Portugese koning schoot zijn troepen te hulp en stootte op zijn rivaal. De laatste viel verbitterd zijn tegenstander aan en raakte hem zodanig op de helmkroon dat de Portugese vorst wel op de grond moest vallen; maar dank zij de hulp van zijn troepen zat hij spoedig weer in het zadel, zij het met moeite; de Aragonezen herstelden zich echter en brachten de Portugese koning in gevaar. Walewein zag dat met lede ogen aan, liet de bazuinen blazen en vertelde zijn gezellen onomwonden: ‘De koning verkeert in gevaar. Niemand moet aan lijf of goed denken, maar iedereen moet zijn uiterste best doen. Volg mij en let op hoe ik met mijn lans omga.’
Walewein gaf zijn paard de sporen en brak door de vijandelijke linies heen; daarbij stak hij wel twintig tegenstanders overhoop. Met zijn makkers in zijn kielzog reed hij naar de plek waar de strijd het hevigst woedde. Waleweins strijdlust gaf hun moed. Onder een geweldig lawaai troffen ze hun tegenstanders. Menige slag werd daar geslagen: meer dan vijfhonderd ridders werden bij deze aanval door Walewein en diens consorten geveld. Ik kan u niet alle heldendaden opsommen die Walewein
| |
| |
tijdens het toernooi verrichtte. Hij bracht de koning van Aragon in het nauw. Nimmer zag men iemand beter vechten, maar men was zich er wel van bewust dat Walewein dit deed ter vermeerdering van zijn eer en roem; meer dan duizend ridders sloeg hij tegen de grond. Toen de Aragonezen beseften wat er gebeurde, namen ze de benen, de koning incluis. Daarop hieven de overwinnaars luidkeels hun strijdkreet aan: ‘Portugal! Portugal!’
Heer Walewein zag de koning met zijn troepen wegvluchten. Terstond zette hij - samen met zijn kameraden - de achtervolging in. Hij moest dwars door het hevige strijdgewoel heen, maar zodra hij de koning had ingehaald, nam hij de teugel van diens paard en voerde hem gevankelijk mee. Op het slagveld was het geschreeuw en het gekletter van de zwaarden oorverdovend. Beide partijen stonden zo dicht bij elkaar, dat Walewein de Aragonese koning niet uit het strijdgewoel wist te leiden. Omdat hij van alle kanten werd aangevallen, droeg hij zijn gevangene over aan twee van zijn strijdlustige makkers. Daarop nam hij zijn zwaard met beide handen beet en begon slag op slag uit te delen. Iedereen probeerde weg te komen, want degenen die hij raakte, waren ten dode opgeschreven. Omdat hij man en paard neersabelde, sloeg de Aragonezen de angst om het hart: ze vluchtten weg en lieten hun heer met nog veertig ridders als gevangene achter. Omdat de avond viel, staakte men de gevechten. Walewein voerde de koning van Aragon en diens machtigste en rijkste leenmannen als gevangene naar de tent waar de koning van Portugal verbleef: ‘Sire, ik breng u de koning van Aragon en veertig van diens ridders als gevangene.’
De koning van Portugal stak zijn blijdschap niet onder stoelen of banken: ‘Heer ridder, u hebt mijn eer gered, bij God, Onze Lieve Heer. Zonder u zou ik zonder twijfel smadelijk ten onder zijn gegaan.’
Nadat men Walewein ontwapend had, zette men zich aan de maaltijd.
| |
| |
Daarna kwam men bijeen om te beraadslagen wat men met de koning van Aragon zou doen. De koning van Portugal was van mening dat het losgeld dat zijn Aragonese ambtgenoot zou opbrengen, bestemd moest zijn voor de ridder die hem gevangen genomen had. Daarop richtte hij zich tot Walewein: ‘Heer, dit is uw beloning. U kunt er naar eigen willekeur over beschikken.’
Ook de koning van Aragon kon zich hiermee verenigen, maar Walewein antwoordde: ‘Omdat u het eens bent, moet u me allebei plechtig en in aanwezigheid van uw manschappen beloven dat u zult doen wat ik u vraag.’
Ook daar waren de vorsten het over eens en zwoeren beiden hun belofte aan Walewein na te komen. Daarop zei Walewein: ‘Het moet afgelopen zijn met de arrogantie die u eertijds ten toon spreidde. U moet vriendschap sluiten, zodat de een de ander kan bijstaan, in voor- en tegenspoed. Aldus wil ik dat een verzoening tot stand komt.’
De twee koningen waren bereid hieraan te voldoen, sloten vriendschap en beloofden elkaar hun leven lang te helpen. Dit verdrag strekte beiden tot eer. Daarop zei Walewein: ‘Hiermee is de vrede tot stand gebracht. Maar ik wil er iets aan toevoegen. Heren, ik verzoek u vriendelijk om met al uw troepen rond Sint-Jan naar Kardoel te trekken. Blijf daar ongeveer veertien dagen op me wachten. Ik zal daar tegen die tijd ook zijn om de ridders van de Ronde Tafel te bezoeken. Zonder gekheid, daar heb ik al lange tijd mijn zinnen op gezet.’
Beide koningen vroegen daarop hoe hij heette.
‘Mijn naam mag u weten. Ik heet Walewein; koning Lot was mijn vader; koning Arthur is dientengevolge mijn oom.’
‘God zij geloofd en geprezen,’ zeiden beide koningen, ‘dat Walewein, “der avonturen vader”, ons hier met elkaar verzoend heeft. Heer Walewein, we zullen met alle plezier aan uw verzoek voldoen: wij kunnen u niets weigeren. Dus zullen we op Sint-Jansnacht met al onze troepen acte de présence geven.’
| |
| |
Walewein dankte daarop beide vorsten en nam op eervolle wijze afscheid van hen en van zijn gezellen, die over zijn vertrek treurig gestemd waren. Het moest zo zijn.
Walewein reed rechtstreeks naar Brittannië, en wel naar Kardoel. Daar nam hij zijn intrek bij een kluizenaar die op een berg in een woud woonde. Daar wilde hij zich schuilhouden, totdat allen zouden samenkomen, die dat beloofd hadden.
Nu zwijg ik verder over Walewein en zal gaan spreken over die voortreffelijke ridders die zich verplicht hadden naar Kardoel te komen.
|
|