gehandhaafd door geweld en bedrog, die hun grootste overwinning hebben behaald door geweld en bedrog, dat die mannen plotseling ervan overtuigd zijn geworden door de magnetische blik van den Premier (het kan alleen maar zijn blik geweest zijn, want het gesprek werd gevoerd met behulp van een tolk) dat geweld en bedrog niet lonend zijn. In deze stelling geloven de Premier en de Regering, en ik mag wel zeggen, ook het Lagerhuis gelooft erin, maar ik persoonlijk kan er niet veel waarde aan hechten.
Er is geen twijfel aan Hitlers vriendschap voor ons land. Klaarblijkelijk is zij de kern van zijn buitenlandse politiek, zoals zij van begin af geweest is. Maar ik vraag mij af of het Engelse volk de vriendschap, niet van Duitsland - die stelt het zeer op prijs - maar van de nazi-machthebbers van Duitsland zo hogelijk op prijs stelt als Hitler doet. Er is, geloof ik, een ontzaglijk aantal mensen die de nazi-regering in Duitsland beschouwen als de meest meedogenloze, de wreedste, de onmenselijkste tyrannie die de wereld ooit aanschouwd heeft; en dat is de firma waarmee ons land zich geassocieerd heeft als jongste firmant!
Ik vraag mij af wat het volgende stadium zal wezen. Duitsland heeft nu Europa in bezit, en het schijnt mij haast ondenkbaar dat het niet ook zijn koloniale rijk binnen een heel kort tijdsverloop zal krijgen. Ik kan mij niet voorstellen op grond van welk beginsel van rede of rechtvaardigheid wij tegen Duitsland zouden kunnen zeggen, als het zover is: ‘Het is best dat ge Tsjecho-Slowakijë hebt, maar ge kunt niets krijgen dat ons toebehoort.’ Het zal zijn koloniën krijgen, en dan zal de volgende stap, dunkt mij, zijn dat Hitler zich tot onzen Premier begeeft en hem erop wijst dat de verantwoordelijkheden van de Duitse regering een herziening van het Engels-Duitse vlootverdrag noodzakelijk maken. Ik vraag mij af wat wij dan zullen doen.