betekenend, en het valt niet te betwijfelen dat er onder de Sudetenduitsers een aanzienlijke minderheid is, die geen vereniging met het Rijk wenst. Daarom geloof ik dat wij allen, hoezeer ook met tegenzin, moeten toegeven dat de voorstellen van München, wat ze overigens ook mogen behelzen, geen zelfbeschikking betekenen. Toch zijn ze aanvaard door de Tsjechische regering - aanvaard onder zware druk. Er zullen slechts weinigen onder ons zijn die, hoezeer wij ons ook verlicht mogen gevoelen, niet tevens een gevoel van vernedering hadden toen zij deze voorstellen lazen. Stellig - en hier zou ik een beroep willen doen op de regering - is de tijd voor de uitvoering van deze voorstellen verschrikkelijk kort. Denk U eens de positie in van een Tsjech, Sudetenduitser of Jood in een van deze vier gebieden, of in het vijfde gebied, waarvan de grenzen nu nog onbekend zijn. Vandaag is het 3 October. De laatste dag waarop ze moeten zien weg te komen is de 10e, en niemand kent nog de vast te stellen grenzen.... Ook al zou ik het recht behouden later te opteren, liever zou ik toch het zekere voor het onzekere nemen... Ik geloof - de regering weet dit veel beter dan ik - dat wat daar thans gebeurt, iets is als een
panische vlucht van deze ongelukkige mensen, weg van een regime dat zij vrezen....
Het Huis zal het zeker met mij eens zijn dat het buitenlands beleid van Groot-Brittannië niet onbepaald kan worden voortgezet op de basis van ‘Je geld of je leven’. Opeenvolgende overgaven brengen slechts opeenvolgende vernederingen, en die, op hun beurt, weer vernederender eisen. Wij hebben zo juist zeer zeker ernstige gevaren gelopen. Hoe ook de onmiddellijke kwesties zijn opgelost, geen lid van dit Huis kan de dreigende gevaren betwijfelen die nog voor ons in uitzicht zijn. Men kan die niet bezweren