Vrye Landbouwers Gezangen(1790)–Anoniem Vrye Landbouwers Gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Roosje. Wys: Wat is ons al vreugd gegeven. Lieve Roosje, roem der schoonen, Die het stille land bewoonen; Koom, ontsluit uw vengster thands; Zie de zon ryst aan den trans. Meisje! 't is te lang geslapen; Hoor uw witgewolde schapen, Die voor 't hek te blaten staan; Trek, gezwind, uw kleedjes aan. ô De morgen baart thands roozen! 'k Zag, al vroeg, de kimmen bloozen; Gloeiend goud, met inkarnaat, Toonde aan ons den dageraad. [pagina 48] [p. 48] 't Kleed des nachts, bezaaid met vonken, Stont nog, aan 't azuur, te pronken, Onverbleekt door 't nadrend rood, Toen ik reeds myn stulp ontsloot! 'k Trad in 't schuitje, 'k ging aan 't roeyen, Tot aan 't slop, waar Roosjes bloeyen; Roosjes, door myn Roosjes hand, 't Minnend hart ter eer' geplant. Daar, by de opgeschoren linden, Hoopte ik Roosje reeds te vinden; Maar, tot veldelings verdriet, Vond ik schoone Roosje niet! Lieve Roosje! roem der schoonen, Die het stille land bewoonen; Koom, ontsluit uw vengster thands; Zie de zon ryst aan den trans! - Ha! daar is zy! 's waerelds luister! Overwinster van het duister; 't Hemeloog, dat wondren teelt, En den graauwen damp verdeelt! Schoon, ô zon! zyn uwe straalen; Maar zy kunnen toch niet haalen By dat onbeschryfbaar iet, Dat uit Roosjes oogen schiet! [pagina 49] [p. 49] Roosje, waar toe nog te toeven? Wilt gy veldeling bedroeven! Wilt gy dat hy zuchten loost! Neen... zy koomt - zy koomt - ô troost! Welkoom, lieve! - welkoom, waarde! Welkoom, pronkiuweel der aarde! Slyten wy dit zalig uur, In 't bespieglen der natuur! Laaten we uwe schaapjes leiden, Naar de gindsche klaverweiden, Door dat boschje - door dat dal, Of voorby dien waterval. 'k Zal, voor u, een veldlied zingen, 't Geen, van de eerste scheemeringen, Tot op 't schoonste van den dag, Meldt: wat schoonheid veldling zag! Maar, wat wonder ook gebeurde! Wat zyn aandacht waardig keurde! De eerste schoonheid die 'er leeft, Is die hy in de armen heeft! Dank, ô liefde! voor die kuschjes, Wek bestendig zoete lustjes, Daar natuur haar' wensch door krygt, Als men lonkt, en zucht, en - zwygt. Vorige Volgende