Vrye Landbouwers Gezangen(1790)–Anoniem Vrye Landbouwers Gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De oogst. Wys: Wees onbevreest, u zal geen leed geschieden. Zie daar, de loon van ons volyvrig pogen! - Zie daar, de vruchten van ons zweet: Zoo loont natuur, door haar gelieft vermogen, Op 't mildst, een kortgeleden leed; Een leed! - ô neen: het werk is zoet, Daar 't ons versterkt, verkwikt en voedt. Gaart gy, met drift, verblinde stedelingen! Een hoop op één gestapeld goud; Poogt dat, aan elk, door woeker, af te wringen; Het zy de God op wien gy bouwt: Wy houden 't met de zaligheid, Die ons de voedende Oogst bereidt! [pagina 45] [p. 45] Die ryke schat kan onze harten streelen; Het vergenoegen biedt hem aan. Gy ziet uw ziel de zoete rust ontstelen, En durft, voor goud, uw heil verraên! De aloude en aadlyke Akkerbouw, Is altoos ryk en blyft getrouw. Zie deze schuur tot aan den kruin gelaaden, Met ryke vruchten van het land; Hier kan natuur zich voeden en verzaden; Hier biedt ze, aan nooddruft, ouderstand. Wat is toch rykdom - wat is geld, Ontbloot van 't vruchtenteelend veld? - Kan al het goud, dat immer 't aardryk baarde, Zeg my, wel aan natuur voldoen? Kan dit metaal, hoe duur, hoe hoog in waarde, Wel ooit, een enkel wezen voên? - Was 't niet gedaan, ô sterveling! Zoo rasch het kouter niet meer ging? Laat ons nu, vry van 't woest gewoel der steden, Terwyl de barre winter woedt, Aan onzen haard, den guuren tyd besteden, In 't smaken van 't verkreegen goed. Koom, Aagje! zet u aan myn zy; De schuur is vol, en wy zyn bly! - Vorige Volgende