Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lied eens Jongelings. Mijn arm krijgt kracht, mijn hart heeft moed: Geef, vader! geef me een zwaard, Veracht geen jong'lings bruisend bloed, bis. Zijn' oorsprong niet onwaard. bis. Ik voel een drift, een vuur in mij, Dat in mijne ad'ren brand, Ik sterf zoo graàg, en fier als gij, bis. Voor't dierbaar Vaderland. bis. Toen onlangs 't garnizoen van hier, Zoo moedig trok ten strijd, Glom ieders blik van heldenvuur, bis. De mijne glom van spijt. bis. Geen kinderspel heeft me ooit behaagd, Maar trom en wapengloor, En niets heeft ooit mijn moed versaagd, bis. Ach! stel die niet te loor. bis. [pagina 63] [p. 63] Toen ieder knaap de heide opvloog, Wat sloeg hun hart voor de eer, En ik, mijn vader!- ach! mijn oog bis. Zonk vol beschaming neêr. bis. Al is mijn arm zoo sterk nog niet, Als menig helden-arm. Het bloed dat door mijne ad'ren vliet, bis. Is duizendmaal zoo warm. bis. Het is, o vader! 't is uw bloed Dat om dit harte vloeit, Niets minder dan uw eigen moed, bis. Die dezen borst ontgloeit. bis. Ik ga, mijn vader! fier en blij, Met krijgsmans hart en hand, En, sterf ik, - o! zoo sterft ge in mij, bis. Voor Vorst en Vaderland! bis. Vorige Volgende