Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Schuitje des Levens. Op eene fraaije wijs. Mordt niet over 's werelds plagen, Broeders! roept geen ach of wee? Leert het wiss'lend lot verdragen, Want wat helpt al het klagen? Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons meê. 2.[regelnummer] Ja, wij varen zonder pozen, Naar een onbepaalde reê, Of wij bange zuchten loozen, Of wij varen dart'lend koozen, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddruft voert ons memê. 3.[regelnummer] Zeilt uw vaartuig niet voorspoedig, Zoekt gij nog vergeefs een reê, Gaat de arbeid nog zoo spoedig, Het oog in 't zeil, het hart toch moedig, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons meê. 4.[regelnummer] Leert op aard een schat vergâren, Die u maakt in 't lot te vreê, Stoort u aan geen reis beswaren, Weest slechts moedig onder 't varen; [pagina 46] [p. 46] Wij zijn eenmal in het schuitje, En de nooddwang voert ons meê; 5.[regelnummer] Laat u 't reizen niet vergallen, Door een onvoldane beê, Wilt niet op uw krachten brallen, Want de wijste van ons allen, Is en zit ook in het schuitje, En de nooddwang voert hem meê. 6.[regelnummer] Draait het land u al voor oogen, Woelt het water als de zee, Wordt de schuit al vol bewogen, Mordt niet om uw zwak vermogen, Wij zijn eenmaal in het schuitje, En de nooddwang voert ons meê. 7.[regelnummer] Hij voorzeker reist het besten, Die met schuit en vracht te vreê, Dankbaar bezigt wat hem resten, Nooit zijn oog op meerder vesten, Zij zijn eenmaal in het schuitje, En de zielrust voert hen meê. Vorige Volgende