Het vrolijke bleekersmeisje
(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
En mijn Lijsje bovendien.
Vrolijk met mij sprekend,
Klaas mijn jongen ook daarbij,
Met mijn dochters aan mijn zij,
Griet en Stijntje beiden,
't Zijn twee knappe meiden.
2.[regelnummer]
Schilder mij het dorp eens uit,
Met de kerk en toren,
Hans die juist het voederhooi,
Inrijdt naar behooren,
En mijn Lijsje op de straat,
Met mijn dochters aan de praat;
Zet in 't huis van binnen,
Onze meid aan 't spinnen.
3.[regelnummer]
Schilder ook hoe Hans vol moed
Maait in 't rijpe koren,
En daarbij van Neêrlands bloed
Aanheft, dat wij 't hooren,
Hoe mijn zoon op 't korenveld,
Langzaam op zijn vingers telt,
Hoeveel volle schooven,
't Rijpe graan belooven.
4.[regelnummer]
Maak ons Zondags in de kerk,
Daar wij hoogtijd vieren,
Schilder ook ons akkerwerk,
Schapen, koeijen, stieren,
Schilder onze woning net,
't Jaargetal in 't dak gezet,
Zolder, keuken, kelder,
Alles even helder.
5.[regelnummer]
Schilder, hoe ik moê en mat,
's Avonds zit te kniezen,
| |
[pagina 34]
| |
Hoe ik dan een snuifje vat,
En begin te niezen;
Hoe mijn schimmel blaast op stal,
Hoort hij 't niezen bij geval,
Hoe mijn vrouw daarneven,
Wakker schrikt van 't leven.
6.[regelnummer]
Van bente kleuren houd ik veel,
En van rood bijzonder,
Verf mijn bakhuis donker geel,
Meng wat bruin daaronder;
Maak mijn vrouw van leden rank,
Als gemalen krijt zoo blaak,
Geef mijn beide zonen,
Rozen roode konen.
7.[regelnummer]
Smeer de verf toch niet te schraal,
't Geld is lig gewonnen,
Dent dat ik vooruit betaal,
Zeven Ducatonnen.
Maak het stuk van daag gereed,
Tien voet lang en tien voet breed,
Ik zou 't haast vergeten,
Gij kunt bij mij eten.
|
|