Het Matrozen-Meisje.
Op eene vrolijke wijs.
Daar was laatst een meisje loos,
Die wou gaan varen, die wou gaan varen,
Daar was laatst een meisje loos,
Die wou gaan varen voor matroos.
2.[regelnummer]
Zij nam dienst voor zeven jaar,
Omdat zij vreesde, omdat zij vreesde,
Zij nam dienst voor zeven jaar,
Omdat zij vreesde geen gevaar.
| |
3.[regelnummer]
Toen bragt zij haar goed aan boord,
Gelijk het een brave, gelijk het een brave,
Toen bragt zij haar goed aan boord,
Gelijk het een braaf matroos behoort.
4.[regelnummer]
Zij moest klimmen in de mast,
Maken de zeilen, maken de zeilen,
Zij moest klimmen in de mast,
Maken de zeilen en touwetjes vast.
5.[regelnummer]
Doch door het stormen van het weer,
Vielen die zeilen, vielen die zeilen,
Doch door het stormen van het weer,
Vielen die zeilen van boven neêr.
6.[regelnummer]
Nu werd zij gebonden voor de mast
Met haar handen, met haar handen,
Nu werd zij gebonden voor de mast,
Met haar handen en voeten vast.
7.[regelnummer]
Zij riep: Kapteintje! sla mij niet,
Ik ben uw Liefje, ik ben uw Liefje,
Zij riep: Kapteintje! sla mij niet,
Ik ben uw Liefje, gelijk gij ziet.
8.[regelnummer]
Maar eer het scheepje was aan wal,
Was er het jonge, was er het jonge,
Maar eer het scheepje was aan wal,
Was er het jonge matroosje al.
9.[regelnummer]
Toen zij nu weer kwam in de stad,
Waar zij nog eene, waar zij nog eene,
Toen zij nu weer kwam in de stad,
Waar zij nog eene moeder had.
10.[regelnummer]
Riep zij: moeder! wordt niet boos,
Ik heb gevaren, ik heb gevaren,
Riep zij: moeder! wordt niet boos,
Ik heb gevaren voor jong matroos.
| |
11.[regelnummer]
Bij een die mij opregt bemint,
Heb ik dit kleine, heb ik dit kleine,
Bij een die mij opregt bemint,
Heb ik dit klein onnoozel kind.
12.[regelnummer]
Maar eer het weder Pinkster is,
Wordt ik zijn vrouwtje, word ik zijn vrouwtje,
Maar eer het weder Pinkster is,
Wordt ik zijn vrouwtje, dat is gewis.
|
|