Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] De Resida. Op eene fraaije wijs. Van de bloemen op de velden, Van 't verrukken van hun geur, Meisjes! wil ik u iets melden, lets van 't pralen met haar klenr; Van de zachte blos der rozen, Van de Lelij in haar pracht, Als zij na den zomernacht, Zich onsluit bij 't ochtendblozen, En schoon die veel hooger sta, } bis. Dan de lieve Resida. } bis. 't Roosje dorst het hoofd ontbloten, Heden steeg het uit den knop, 't Zonlicht heeft het knopje onsloten, En nu prijkte het op den top; Maar er vielen regenvlagen, En de stormwind aangewaaid, Heeft het roosje weggemaaid, En de blaadjes afgeslagen, 't Eene voor en 't and're na, } bis. Niet zoo ging 't de Resida. } bis. Boven al het kleurgemengel, Hoog in 't helder zonnelicht, Staat de Lelie op haar stengel, Blinkt zij 't knaapje in 't gezigt; Foei! waarom dat ijdel pronken? Lieve bloem! gij delft uw graf, Dart'lend plukt u 't knaapje af, Al te veel hebt gij geblonken; Al uw schoon verflenst weldra, } bis. Dat gebeurt geen Resida. } bis. [pagina 22] [p. 22] Nimmer tracht zij naar 't verhoogen, Niet opzigtig is haar kleur, Niemand schitterd zij in de oogen, Zacht en lieflijk is haar geur; Laat de hooge stormwind loeijen, Boom en tak ter neder slaan, Zij blijft in de laagte staan, Altijd even rustig bloeijen, Wat een dart'le hand versla, } bis. Die vergeet de Resida. } bis. Moge 't Roosje, lieve Schoonen! 't Beeld zijn van uw frissche jeugd, Moog' gaar blosje uw onschuld toonen, 't Wit der Lelie uwe deugd? Kunt ge op schoonheid u beroemen? Is verstand of geest uw deel? Ach, verhef u niet te veel, Immers leeren 't u de bloemen: Blijft, (dat dit voor alles ga,) } bis. Ned'rig als de Resida. } bis. Vorige Volgende