Het vrolijke bleekersmeisje
(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Slechts in 't veld kon Karel klagen,
En door de echo Rosa vragen,
Want die riep hem immer na: Rosa! Rosa!
Bleek, en soms in 't oog een traan,
Zag zij de armen Karel werken,
En als de arbeid was gedaan,
Dwaalde hij door bosch en perken,
Tot hij 't live'lingsplekje vond,
Waar zoo vaak zijn Rosa stond;
Dáár, dáár knielde Karel neder,
Dierb're Rosa! riep hij teeder,
En dan baauwde hem de echo na: Rosa! Rosa!
Menig traan zijn oog ontvlood',
Heeft het nachtuur weggedragen;
In 't eenzaam woud dat rust hem bood,
Vond de Jong'ling troost in 't klagen;
Dierb're Rosa! riep hij luid,
Rosa! wordt ge een anders bruid?
Hebt ge een minnaar, mint hem hart'lijk,
Mint hem, Rosa! riep hij smart'lijk,
En de echo klaagde hem na: Rosa! Rosa!
Maar op eens kwam Karels hart,
Eene blijde troost verwarmen,
't Eind was daar van al zijn smart,
Rosa klemde hem in haar armen;
Karel! snikt zij: gij zijt mijn,
Eeuwig wil 'k de uwe zijn.
Wie kan Karels vreugde melden?
Rosa's naam klinkt langs de velden,
En de echo juichte hem na: Rosa! Rosa!
|
|