Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de Vier Getijden des Jaars. Op een aangename wijs. Hoe zoet is het in de Lente te leven, Als wij ons zamen in 't lommer begeven, Op een vroege morgen, daar wij ons verheugen, Ons weeld'rig jong hartje slaat tiktak van vreugde. 2.[regelnummer] Men ziet in het verschiet Aurora haar stralen, Met glans op dit aardrijk dan neer komen dalen, Elk' vogel is lustig, doet haar stem nu pralen, Men hoort ook de zangen van de Nachtegalen. 3.[regelnummer] Het Zomer-saisoen dat baart ons genugten, Het veld is vol bloemen, de boomen vol vruchten, Men ziet elk meisje haar bloempjes dan plukken, Om die op haar minnaar zijn boezem te drukken. 4.[regelnummer] Dan wandelt men vrolijk in 't bosch heen en weder, Is men moe van 't wandelen dan zet men zich neder, Om zoo met elkand'ren genoegens te smaken, Want haart komt ons weder de Herfst genaken. [pagina 19] [p. 19] 5.[regelnummer] Komt de Herfst genaken het streelt once zinnen, De liefde geeft vrucht aan allen die minnen, Dan kent men geen zorgen dan voelt men geen smarte, Want de vreugd van te minnen neemt de zorg van 't harte. 6.[regelnummer] Kom laat ons het nat van Bagchus eens drinken, Terwijl men Appollo zijn snaren laat klinken, Om zich bij den wijn in vreugd te vermaken, Want haast komt ons weder de Winter genaken. 7.[regelnummer] Komt de Winter genaken die strekt ons ten nutte, Men juicht met elkander al in onze hutten, De vruchten die ons van de Zomer zijn gegeven, Daar kunnen wij te zamen des Winters van leven. 8.[regelnummer] Komt de avond genaken dat Venus haar stralen, Met glans op dit aardrijk dan neêr komen dalen, Men geeft zich ter ruste neemt zijn Liefje in de armen, Als de Winter is koud kan de liefde verwarmen. 9.[regelnummer] Komt de nacht dan genaken gaat men naar zijn woning, Dan smaakt ons de rust nog veel zoeter dan honing, De slaap verdrijft de zorgen hoe is dan de ruste; Vaartwel tot den morgen en schept nieuwe lusten. Vorige Volgende