Het vrolijke bleekersmeisje
(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Dat lange vrijen, ja dat al,
Dat is niet naar mijn zin,
En als het nu nog langer duurt,
Dan komt de klad er in. bis.
2.[regelnummer]
Gij spreekt van trouwen lieve kind,
Dat u den tijd verveelt,
Ik ben er ook wel toegezind,
Had 'k maar wat er aan scheelt:
Geld mijn schat, ik wou ik 't had,
Dan wist ik wel hoe gaauw,
Dat ik u in mijn armen nam,
En gij werdt vast mijn vrouw.
3.[regelnummer]
Wel minnaar, zeg ik nog eenmaal,
Is dit 't al wat er aan scheelt?
Och, dit is immers domme taal,
'k Geloof dat gij met mij speelt;
Of denkt gij dat ik niets bezit?
Neen, daar is nog wel poen,
Een knappe meid heeft nog wil dit,
Maar boudt graag haar fatsoen.
4.[regelnummer]
Kom dan, Annetje, lieve meid,
Daar hebt gij reeds mijn woord,
Wij hebben lang genoeg gevreid,
Het blijft dus maar accoord;
Maar eens vooral, dit blijft gezegd,
Probeeren moet 'k vooraf,
En dan daarbij het geld gelegd,
Want zie ik ben niet laf.
5.[regelnummer]
Foei, minnaar, denkt gij van mij, dat
Ik u daarvoor verslijt?
Neem, eisch en vraag, en wilt gij wat,
Dan ben ik ras bereid;
| |
[pagina 14]
| |
'k Vertrouw uw woord, en daarbij nog,
Of 't al wat er gebeurd,
Dit is in 't minste geen bedrog,
Dan is de maat gekeurd.
6.[regelnummer]
Het geld dat kwam, en hij begon
Te proeven, vóór den disch,
Het meisje riep: lief! dat is bon,
Ja dat is het gewis;
Als ik het eer geweten had,
Míjn allerliefste man,
Dan had ik u al lang gevat,
Ik zie het best' er van.
7.[regelnummer]
Gij meisjes, die van vrijen houdt,
Met deze slechte tijd,
Past op dat gij maar spoedig trouwt,
Eer dat hij u ontglijd;
Voldoet op ieder zijne vraag,
Als ik u raden mag,
Eer dat gij u te laat beklaagt,
En hij uw min belacht.
|
|