Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Noord-Hollandsce Kippenboer. Wijs: Van de Soheveningiche Visscher. Ik kom uit Noord-Holland, Met haantjes en met hennetjes, Zij springen naar den trant, De wijfjes als de mannetjes; Als 'k 's morgens de dageraad zie, Dan kraait hij zijn kiekerekiekie: Waarschuwt hij ons vroeg op te staan, En het nachtwerk is gedaan. [pagina 15] [p. 15] 2.[regelnummer] Gij meisjes! komt bij mij, En wilt mij maar omringen, Het is een liefhebberij, Mijn haantje te zien springen; Als het haantje springt been en weêr, Bemint hij zijn hennetje teer, Is hij in het korfje bij haar, Liefkozen zij zich aan elkaâr. 3.[regelnummer] Hij die koopt een haan, Die koopt een lekker brokje, Bezorgt hem wilt verstaan, Vooral in een schoon hokje. Als de dag eens verschenen is, Dan nadert de avond gewis, Begeeft hij zich gaarne ter rust, Een schoon hokje is dan zijn lust. 4.[regelnummer] Gij heertjes! koopt een hen, Ik zal u leeren weten, Hoe dat men voelen ken, Wil men een vette eten; Beschouw dan maar eens waar ik voel, Verstaat gij nu wat ik bedoel? Zoo'n hennetje en een flesch wijn, Wie zou daar niet gretig naar zijn. 5.[regelnummer] Zoo'n hen is zeer goedkoop, Als gij ze laat opgroeijen, Dan hebt gij goede hoop, Want zulk een hen kan broeijen; En worden de kuikens dan groot, Verschaffen zij 't hennetje brood, Zoo teelen zij al verder voort, Juist zulk is het beste soort. Vorige Volgende