Het vrolijke bleekersmeisje(ca. 1841)–Anoniem Vrolijke bleekersmeisje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De verliefde minnaar. Op eene vrolijke wijs. Naar Roosland zoo zijn wij gevaren, En daar woonde voorwaar mijn zoetlief, bis. Al voor mijn zoetelief baar deurtje, En daar stonden ja twee boogaards zoet. bis. 2.[regelnummer] Aan den eene hing een Notenmuscaatje, Aan den ander een Kruidnageltje zoet, Ik dacht ik vreide met zoo'n rijke, Maar het was helaas een arme bloed. bis. 3.[regelnummer] Ik nam haar bij haar handje, En ik kuste haar zoo rood en zoo zoet, bis. En ik vreidde haar zoo lief en zoo verre, Ja, tot onder den Boogaard toe. bis. 4.[regelnummer] De Boogaard die was er gesloten, En daar woonde voorwaar niemand in, bis. Niets als het lieve Nachtegaaltje, En dat vloog er ja van boven neêr. bis. 5.[regelnummer] Nu zullen wij het Nachtegaaltje binden, Met het hoofdje al onder zijn voet, bis. Opdat hij niemand zou verklappen, Wat men onder deze Boogaard doet. bis. 6.[regelnummer] Nu zullen wij het liedje besluiten, Ja, ter eere van den Bruidegom en Bruid, bis. En dan weer vrolijk, vrolijk klinken, En zoo drinken wij ons glaasje uit. bis. Vorige Volgende