De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Op een aangenaame Vois.ACh myn Schoone, Myn Beminde,
Troost my in dees droeve Staat,
Want by u is Troost te vinden,
Die ’t Verstand te boven gaat,
Gy alleen kunt my Genezen
En verheugen myn Gemoed,
Hoe zoud gy dan Bitter wezen,
Daar gy zyt het zoetste Zoet.
Hoe zoud gy my kunnen Haten,
Daar ik u zo trouw Bemin?
Ik en zal u nooit Verlaten
En nooit stellen uit myn Zin,
Voor dat my de Dood zal scheiden,
Eer verlaat ik u dog niet:
Aanhoord myn Klagten, Aanhoord myn Lyden,
Dat om uwent wil geschied.
Min die doed ons Hert Verteeren,
Door het weigeren van het Zoet:
Min die doed ons Vleijen leeren
En baard ons veel Tegenspoed,
Door haar uitgespanne Netten,
Vangt zy ons in veel Verdriet,
Zy is Wreed en steld ons Wetten,
Maakt ons Slaaf als zy ’t Gebied.
Laten wy de Liefde haten,
Vlieden wy dat groot Gevaar,
Min die speeld by alle Staaten,
Meenig Rol zo droef en naar
En uw Wreedheid uitgelaten,
Brengt veel Minnaars in Gevaar,
Laten wy de Liefde haten,
Vlieden wy dat groot Gevaar.
|
|