De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Stem: Onlangs Geleên.’k BEn eindelyk nog tot die Vreugd gekomen,
Dat Amaril, Die ik tot aan de Dood
Beminnen zal, Aan my haar Maagden Schoot
Heeft toe geeigent, Dat ik t’allen tyd
Genieten mag al haar Bevalligheden.
Wanneer die Schoone, In haar blanke Armen,
My heeft Omhelst en ik haar Boezem met
Myn Hand genaak, Zo werd veeltyds op ’t Bed,
Waar op dat myn Godin gemeenlyk Rust,
Door Min voldaan aan onzer beider Lusten.
Laat al de Waereld vry God Bachus eeren,
Myn Zinnen zyn de Liefde toegeweid,
’k Aanbidd’ haar en haar groote Majesteit.
Myn Amaril heeft door haar zoet Gezigt,
Dat denkbeeld in myn Hart en Zin geschreven.
|
|