De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Vois: Dieo myn snelle Winden.’t GEzelschap van jonge Iuffers,
Daar ik ’er onlangs by zat,
Wyl d’oude en koude zuffers,
Na Bed zyn en uit Stad,
Doorsnuffeld men Winkels en Hoeken,
Op dat men wel Monteerd,
Men ging het Boeltje doorzoeken,
Al wat ’er was en mankeerd,
Za lustig za lustig za za.
Van Tafel af wy ’er beginnen,
Dat eerst een Theetje was:
’t Is beter als Najen en Spinnen;
De Meisjes een Klaverjas,
Dat was ’er dat Thee-Consaartje,
De Iongmans onbeschroomt,
In Bestevaars Pruttelhaartje,
Een Pypje, Wie had het Gedroomd,
Za lustig za lustig za za.
Vyf Honderd Inlandsche Ansjovis,
Zag men ’er ter Tafel gaan,
Men riep dat Kosje is Zoutjes,
Daar zal ’er een Glaasje op staan:
Een Schootel met dertien Koeken,
Agt Roemers en een Bierglas,
Servetten en Tafeldoeken,
| |
[pagina 42]
| |
Die waaren juist in de Was,
Za lustig za lustig za za.
Een doosje met schoone Pruimellen,
En vyftig Nooten mee;
De nag’ten niet om te tellen,
Wy wagten Rozynen uit Zee
En dertig Zopperde Groentjes;
Vyf regelen Wittebrood;
Sta vast op Muiltjes en Schoentjes,
Daar blyft ’er wis een van Dood,
Za lustig za lustig za za.
Twee Bottertjes, dertien Beschuiten,
Het mogt ’er geen Wormer zyn:
Men begon ’er eens zagjes te Fluiten,
Dat was ’er te zeggen Breng Wyn:
Ik zag ’er twee Bottels, Vyf Staartjes
En weet je niet hoe ik het meen,
Ik dagt by zulke Saartjes,
Daar ziet men zeer zelden veel Ween,
Za lustig za lustig za za.
Een Vaatdoek met een naatje,
Een Asbezem met een scheur,
Een Bierkan met een gaatje,
Daar lekten het zomtyds deur,
Een Doofpot met Doovekoolen,
Zeer tamelyk wel voorzien;
Al wat ’er nog is Verhoolen,
Dat zeg ik u wel allien,
Za lustig za lustig za za.
De Soldaten gaan op Marode,
’t Is troosje myn lieve Broer,
Dat was ’er genoeg Geboden,
Terwyl wy op de Vloer,
Ons Tafel en Legerstee maakten,
Gelyk een moedig Soldaat,
Om aan de Kost te raken,
| |
[pagina 43]
| |
Zo hy ’er geen moeiten laat:
Za lustig za lustig za za.
Als deze Mahonze Maaltyd,
Een einde genomen had,
Indien je nog niet Verzaad zyt,
Zo Zingt en Springt ’er jou zat;
Want ziet ik had het vergeten,
Wy kregen op ’t laatst nog Wyn,
Wy zouden daar niet van Zweten,
Nog Dronken of Vol van zyn,
Za lustig za lustig za za.
|
|