De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Vois.LEstmaal in ’t krieken van den Dag,
Uit Iagen zo zou ik gaan;
Zo dra ik ’t Boswaard inne zag,
Vond ik een Maget staan;
Treed zoetjes treed wat naar,
Tot dat gy komt by haar:
Ach! Rozemond, Vind ik u hier alleen,
Met Klagen en Geween,
Hoe of ’t komt dat ze is alleen.
| |
[pagina 9]
| |
Ach! Daar hoor ik haar lieve Keel,
Eens Zingen overluid;
Mogt ik nu maar eens met myn Veel
Of met myn Iagers Fluit,
Vermyden eens by haar,
met zoet Gespeel en Snaar,
Ach! Wat een Vreugd, zou my dat zyn als wy,
t’zamen zaten zey aan zey,
In Droefheid zo wierd ik bly.
Daar ginter koomen de Winden aan,
daar is een Iager by:
Ach! Gooden wilt my nu by staan:
Ach! Hemel staat my by,
Myn Rozemont vlugt niet,
Ziet eerst wie dat gy ziet,
Uw tweede Ziel, die komt u hier zo bly,
Met zyn Beesjes aan zyn zey,
Rozemont vergeef het my.
Hoord eens de Beesjes zingen zoet,
Zy schynen mee Verheugd,
Elk met haar stemme myn Gemoed,
meer trekt tot Zang en Vreugd:
Komt laat ons nu eens dra,
Sol, Mi, Re, Sol, Fa, La,
Zingt Keeltje zingt, Zingt zoetjes met goe maat,
Wyl ’t daar meest in bestaat,
Zingt met my en slaat de maat.
Komt laat ons nu een Voisje zoet,
Gaan Zingen met ons twee,
Myn Veeltje ik eerst stellen moet,
Geef thoon A, La, Mi, Re,
Want ik begin in A,
de Bas in Fa, La, La,
Half met een snik: Nu hoor ik met ’er Daad,
dat zy Musyk verstaat,
Nu begint en staat de maat.
|
|