De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje
(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Vois.WIe hoor ik Kloppen aan myn Deur?
Terstond kwam daar de Pater veur,
Don gratia mon Peeren,
Is Pater Gardiaan niet t’Huis,
Ik moet hem salueeren.
Pater Gardiaan die heeft ’er belet,
Ik loof hy zit in zyn Gebed,
Hy zal terstond wel komen;
Gaat gy na agteren in den Hof,
Aanschouwd de Bloem’ en Bomen.
Ik ben agter al in den Hof gegaan,
Terstond kwam Pater Gardiaan;
Ik ging hem te gemoeten,
Ik viel op bey myn Knien neer
En Kusten zyne Voeten.
Pater Gardiaan ik ben ’er belaan,
| |
[pagina 8]
| |
Hoe dat het te Leuven is toe gegaan;
Ik ben in groot verlangen,
Waar of den Brief zo lange blyft,
Op dat ik die ontfangen.
Had gy naar Holland niet gegaan,
Gy had de Kap wel aan gedaan,
Maar wilt daarom niet Treuren,
Want al de Paters van ons Convent,
Die zyn tot u faveuren.
Pater Capucyn ’t is al te grooten pyn,
Men Drinkt hier geenen Rinsze Wyn,
En den Toebak moet men derven,
Kaarten-Spel en Tictak-Bord,
Dat moeten wy af Sterven.
Oorlof Ionkmans wie gy mogt zyn
En word dog geenen Capucyn,
Het mogt u zomtyds rouwen,
Neemt liever een mooy Meisje by de Hand
En maakt daar van uw Vrouwe.
|
|