De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Een vermakelyke Vryagie, tusschen een Ryke en eenige Dogter en haar Ooms Knegt. Vois: Ik leg zomtyds geheele Nagten. DAar was een Meisje jong van Iaaren, Die gezint was om te Paaren, Een ieder zocht zyn beste stuk: Daar was een Knegje van Avontuuren, Ging hem by een ryk Man Verhuuren, Om te zoeken zyn Geluk Daar was een Meisje ryk en magtig, By haar Oom was zy Woonagtig, Zes Honderd Gulden alle Iaar: Ik heb de schoone Maagd zien komen, En ik hebze waar genomen, Tot den Trouw verzogt ik haar. Het Meisje had wel meer Aansprekers, Maar het waren veel Egtbrekers, [pagina 6] [p. 6] Al hadden zy veel Geld en Goed: De Liefde trok van wederzyden, Want zy waren alle beyden Wel Besneden van Vlees en Bloed. Als het Oompje wierd gewaaren, Dat zyn Nigje zoude Paaren, Wierd hy Toornig ende Gram: Om het Huwelyk te beletten, Liet hy haar in een Klooster zetten, Tot dat men hem Gevangen nam. Het Meisje ging met Moedigheden, Na Breda, de schoone Steede: Zit gy hier als eenen Dief; Zit gy om mynent wil Gevangen, Gy en zult voorwaar niet Hangen, Weest Getroost myn zoete Lief. Eet en Drinkt en weest maar Lustig, Stelt uw jonk Hert maar gerustig, Lust u geen Bier zo Drinkt maar Wyn: Ik zal de zaak wel Verdissendeeren En u en zal geen Geld mankeeren, Wilt maar lustig Vrolyk zyn. Procureurs en Advocaten, De Heeren en de Magistraten, Vergaarden daar op het zelfde pas, Lieten het Oompje addresseeren, Om zyn zaak te Verdissendeeren, Wat op het Knegje te zeggen was. Het Oompje wist niet in te bringen, Als behoorelyke dingen En Eer en Deugd van zynen Knegt, Maar dat zy was te Iong van Iaaren, En kon ook met een ryker Paaren, Dat dit Huwelyk was te slegt. De Dogter sprak met Bondigheden, ’t Is nog geen twee Iaar geleden, [pagina 7] [p. 7] Zo klaar en duid’lyk dat het klonk, Zeg my wie heeft u toen gedreven, Dat gy my uw Broers Zoon wou geven? Toen was ik u niet te Ionk. De Dogter had het Proces gewonnen, Dat het Oompje had begonnen, ’t Kosten hem zyn beste Koe; Procureurs en Advocaten, De Heeren en de Magistraten, Wezen ’t Meisje het Knegje toe. Vorige Volgende