| |
| |
| |
| |
Een Lied, waarin de kragt der Liefde op 't schoonst word afgemaald, en geschied in Spanje, van een Jonkman en een Jonge Dogter, die door bedrog van haar Oude Vader zo droevig moest scheiden, en hoe wonderlyk zy weer by malkander zyn gekomen.
Op de wys van de Byenkorf.
Jonkheid neemt nu hier eens acht
Op de liefde haare kragt,
Die men thans klaar bevind
Men leest nu in de Couranten
Van 't Spaansche land een groote wonderheid,
't Geen word beschreeven breed en wyd,
Hoe een jong en jeugdig Paar
Een zeer ryke Koopmans Zoon
Minde een edle Dogter schoon,
En beloofde haar zyn trouw,
Als haar Vader nu wierd gewaare
Dat zyn dogter en zyn eenig kind
Thans was tot de trouw gezind,
Sprak hy, ô dogter groot,
| |
| |
Zou geeven aan een Koopmans Zoon,
Trouw liefst met uws gelyk,
Die geld heeft, en ook is ryk,
Maar zy sprak, ach lieve vader,
't Geld altoos maar eenen schyn is
By de liefde, ja, dat is gewis,
Dwingt my tog daarom niet.
Hy wierd daar van geheel verstoord,
Als hy dees reden had gehoord,
Zo gesteld had op de min,
En sprak, durft gy by hem gaane,
Dan zal ik u zetten vast,
En volbrengen mynen last,
En smeed haar met boozen zin
Als haar minnaar dit wierd bekend,
Hy weent zo meenig traan,
En is stil by haar gegaan,
Sprak, is dat, myn Engelinne,
De zin van uwen Vader snood,
Doch ik zal voleinden tot de dood,
Getrouw zyn, zo sprak hy,
Haar Vader was geheel verstoord,
Als hy dees reden had gehoord
| |
| |
Toen joeg hy geheel straf
Verkogt haar voor een Slaavinne
In 't wreede Turksche land,
Waar dat zy verre was van kant,
Gaf deeze boodschap snood,
't Geen de Jonkman zeer verdroot.
Ziet hier wat een groote list,
Hy liet maaken een doodkist,
En heeft hem, wilt verstaan,
Liet daarvan maaken voorts een Lyke,
Maar ziet, haar minnaar zyn hert
Dat verging byna van smert,
En riep, myn lief is omhoog.
Ziet hier uit des Hoogstens macht,
En ook de regte liefde kragt,
Kwam de zaak in 't openbaar,
Wyl toen deeze Koopmans Zoone
Vaarde schielyk en plaisant
Zelf tot in 't Turksche land,
Hy zag toen daar in het veld,
Veel slaaven met een groot geweld
Hy dagt wat droefheid groot,
Als den mensch dus is in nood,
| |
| |
En toen zag hy in de steeden,
Hoe aldaar de Turksche schaar
Verkogt veele Slaaven daar,
Mans en ook vrouws geslagt,
Neemt hier ook wel in acht
Gods goedheid en zyn macht.
Hy kogt aldaar toen ook alsdan
Kogt hy 'er nog veelen by,
En ook een schoon vrouwspersoone
't Geen was een zeer aardig beeld,
Waarop zyn hert en zinnen speeld,
Want hem dagt dat zyn bloed
Hy liet hun al te saam plaisant
Brengen aan de waterkant,
Daar zynde, kreeg hy veel gepeinse,
Waar dat zy van geboorte was,
Zy sprak, Koopman konstant,
Ik ben uit 't Spaansche land,
Hy vatte haar by de hand.
Hy al door de liefde kragt,
Vraagt wie heeft u hier gebragt
Zy sprak, gy hebt na myn gevreden,
| |
| |
Toen gaaft gy aan myn hand
Een ring na de eerste trant,
Zyt gy, sprak hy, dan daar na
Uit het graf weer opgestaan,
Och neen, sprak zy, voorwaar,
Hy heeft myn daar zo verwoed
Verkogt al aan het Turksch gebroed,
Waar ik zeven jaar omtrent
Hy heeft haar, wilt dit wel verstaan,
Sprak tot haar geheel getrouw,
Nu zult gy weezen myn Vrouw,
Naar hun Vaderland zy vaarden,
Als zy kwamen aan de strand
Verheugde zig het gansche land,
Nu verdient de liefde kragt
Hier wel eens te zyn bedagt,
Wat een groote wonderheid
Word ons beschreeven breed en wyd,
Haar Vader heeft haar wel ontfangen,
En hy was ook zeer verblyd,
Sprak, is dit Gods mogenheid,
| |
| |
Zy sprak, myn lieve Vader goed,
Wees konstant, en schept maar moed,
Was dit dan alzo myn lot,
Denk het is de wil van God.
Ik vergeef uw ongevallen,
Want het is uit liefde groot
Dat ik kwam in deeze nood,
Zo sprak zy haar Vader aan,
En was vol droef getraan.
Hy gaf hun met alle spoed
Geld en goed in overvloed,
En liet hun ook daar te saam
In liefde de trouw ontfaan,
Hy nooide op dit Bruiloftsfeest
Om te zien dees wonderheid,
Die men hier klaar kon zien
Het was bly om zulks te zien.
Luisterd toe gy jonkheid dan,
Zo wel dogters als jongmans,
Leef te saam in eerbaarheid,
Dan zult gy ook zyn verblyd,
Gelyk als dees jonggetrouwde,
Blyft maar in eer en deugd,
Dan zult gy zyn verheugd,
|
|