Het vrolyk Catootje(1802)–Anoniem Vrolyk Catootje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op de Amsterdamsche en Bredaasche Militairen. 1. Wat is een Militair in 't veld, Als hy moet gaan stryje, gaan stryje, Als een Held moet gaan hale fictorie, ja in glood, Als hy moet genieten dat Krygsmans brood. 2. Een Tent van Linde is ons kwartier, Somers vergaan wy van 't Zonnevier, Maar 'swinters dan worden wy van kou zo styf, Waar door dat ons de liefde vergaat van 't lyf. 3. Ik heb zo meenig uurtje door regen en door wind De post moeten bewaaren, de post die ik bemint, Alwaar dat wy dan waakende op blyf, Waarom dat ons de vyand tot geen laager hand krygt. 4. Door het gebrul en gedonder van 't Kanon, Zo drinken wy een glaasje tot Heil van 't Battaillon. [pagina 27] [p. 27] Hier valt myn Broeder en gunter valt myn Neef, Wie heeft 'er van zyn leeven zo pret beleefd. 5. Onze Officieren die staanen voor het Frond, En zeggen braave Ruiters trekt u Pallast terstond Infantery laat gy ook u geweer, Op dat de vyand ons niet attakeer. 6. Daar is geen beter leeven als by een Boer, Als wy maar maaken een klyn rumoer, Hy schaft ons eeten en ook drinken ja genoeg, Tot wy verzadigd zyn tot aan den morgen vroeg. 7. Hebben wy een weinig lust of zin, of tyd, Dan gaan wy na de kamp en zoeken een lieve Meid, Alwaar wy onze zinnen meê verzetten, En ons vermaaken op Venus Slaapsaletten. 8. Hebben wy dan honger en geen geld, Dan gaan wy na de Boer al schynt hy ook ontsteld, Dan is 't t'za boer schaft op u vleesch en brood, Want anders zult gy smaaken een bittre dood. 9. Adiou nu trouwe Cameraads van myn, Ik hoop dat onze tyd haast ten einde mag zyn, Want zoo'n verdrietig leeven zyn wy al moe, Als wy maar gaan marcheeren naar Holland toe. Vorige Volgende