De vrolyke schoorsteenveeger
(1791)–Anoniem Vrolyke schoorsteenveeger, De– AuteursrechtvrijZingende onder het vegen, de allernieuwste liederen, die hedendaegs gezongen worden
Op een Schoone Wys.1.
Laastmaal zo nam ik myn besluit
Ik trok zonder zorg,
De poorten straks uit
Al met myn Hengel
En Visser gesnaar
Ik ging Wurmpjes zoeken
Myn tuigje lag klaar, bis.
2.
Omtrent een half uur buiten de Stad,
Daar vond ik een Schuurtje,
Daar ik wat neer zat,
Ik dagt wat te eeten,
En ik zat wel een uur,
Een weinig gezeten,
Doen sloeg ik wat vuur, bis.
3.
Wat zag ik van verre na myn zin?
Het lykt wel te wezen
Een schoone Godin,
Een fraai Vissers Meisje,
Zeer opgepalleerd,
| |
[pagina 87]
| |
En poezel van vleisje,
Daar niet aan mankeert, bis.
4.
Zy zeider wel Visser, hoe bent gy zo mal,
Dat gy gaat uit Vissen,
En vangt niemendal,
Ik weet ‘er een Vyver,
Lief Engeltje vris,
Hoe dieper, hoe styver
Dan vangt gy braaf vis, bis.
5.
Gy toond ‘er voorzeker een fris gelaat,
Gy lykt ‘er voorwaar
Een regt Vissertjes maat;
Wyl ik weet de Vyver
Waar dat gy goed vist,
Zo wil hier dan blyven,
Op dat gy niet mist. bis.
6.
De Visser die stond ‘er geheel verbaasd,
Nam op zyn tuigje
Al met ‘er haast,
En pakte zyn boeltje
En ging met haar voort,
Hy dagt wel dat smoeltje
Myn zinnen bekoord. bis.
7.
Zy gingen zaam wand’len langs de kant,
En spraken van ’t vissen,
Al hand aan hand,
Tot zy zyn gekomen
Al aan eene sloot,
Hy maakt zonder schroomen,
Zyn tuigje vast bloot, bis.
| |
[pagina 88]
| |
8.
Die Visser die gooit zyn Hengel diep neer.
Dat Meisje dat sprak ‘er,
Gy doet myn geen zeer
Zoo moet gy maar Joepe
Van op en de neer
Door alle dat Joepe
Dan valt hy slap neer, bis.
|
|