De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] Charlotte veelpraat. Een Dame van fatsoen, maar niet van zuivre zeden, Wier man, om zyne bezigheden, Niet zelden uit de Stad moest gaan, Hield veel van goed bezoek, zag dikwyls jonge Heeren, En elk bood zich gewillig aan Om met een vrouw van rang als vriend te converseren. Zy vond, op zekren tyd, zich in een' grooten kring Van vrienden; haar Gemaal was een der medgezellen. Men koutte, sprak van de eene en andre beuzeling, En eindlyk ging men aan 't vertellen. Mevrouw kreeg ook een beurt, en wist wat noodig was Om de ooren aan haar taal te binden. Haar woordenryke tong zeide alles net van pas: 't Gezelschap moest vermaak in hare sprookjes vinden. Haar vuur en yver kregen kragt, Naar mate haar verhaal de vrinden meer mogt smaken. Zy gaf, in haar verhaal, een juist berigt van zaken, Van alles wat, in zekren nagt, In 't slaapvertrek van een Mevrouw was voorgevallen, Terwyl ze, in 't afzyn van haar' man, Genoegen vond om ('t geen gemaklyk wezen kan) Met haren minnaar wat te mallen. Maar, toen ze in 't midden van de vreugd, (Zoo ging zy voort met hare reden) [pagina 199] [p. 199] Niet droomde dan van zielsgeneugt, Kwam op het onverwagtst de Huisvoogd binnen treden. Bedenk eens wat bekommering My in dat oogenblik beving!... Hier brak de bommel uit: de vrouw had zich versproken. Elk stond verbaasd op deze taal, En de uitslag van dit zot verhaal Was dat zy van haare eer voor altoos was verstooken. Vorige Volgende