De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] De vossen-wraak. Een Arend, krom van bek, die 't Vossen nest beloerde, En telkens, door zyne overmagt, Een oude Vos haar kroost ontvoerde, En 't by zyn eigen jongen bragt, Zat, zonder regen, wind, of wild gediert te schroomen, Gelegerd in den top van een' der hoogste boomen, En dagt aan onheil noch gevaar. De Vos was wapenloos, maar tilde 't onheil zwaar, En peinsde dag en nagt, in gramschap fel ontsteken, Om zich op 't allerstrengst te wreeken. Maar ach! het arme Dier was reis op reis bedugt Dat al zyn peinzen niets zou baten. Het had geen vlerken om te stygen in de lugt, En moest zyn dierbaar kroost aan roofzugt overlaten; Doch eindlyk durft het iets bestaan Om zynen vyand aan te randen. 't Steekt, met een brandend hout, den boom van ondren aan: Het vuur slaat schielyk voort, en doet den boom ontbranden. Het Arendsnest raakt vol met rook, De vogels zwymen door den smook: Niet een van allen kan den hoogen nood ontkomen: Zy sterven schielyk door den gloed. De Vos heeft strenge wraak genomen. Een listig vyand snuikt den stoutsten heldenmoed. Vorige Volgende