De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vos. De trotsche Leeuw, der Dieren Koning, Geliet zich doodlyk krank in zyn gewelfde woning, Hy daagde 't woudgedierte aan 't Hof, op zekren dag, Om over zaken van belang met hem te spreken, Waardoor men, na zyn' dood, den bloei in 't Ryk zou kweeken: Elk vo gde 's Konings last met eerbied en ontzag. De sooze Vos alleen, het slimste dier van allen, Had in 't ontbod geen welgevallen: Hy hield zich agteraf, en liet al de andren gaan, Terwyl hy voor 't Paleis bleef staan, En ze allen, zonder vrees voor onraad, in zag treden. Hy was verwonderd, en met reden, [pagina 174] [p. 174] Dat elk zo vaardig en gerust, op 's Konings wil, Zich waagde, als of hem niets kon deeren. Hem dagt, als 't veilig was zou iemand wederkeeren; Maar oele!... Reintjemaat vernam een naar gegil, En giste dat de Leeuw zyn meerderheid deed blyken. Hy vond, op 't hooren van 't getier, Het best wat agterwaards te wyken, En wagtte nog een poos of 't een of ander dier Ook uit het Hof te rug zou komen: Hy wagtte een' gantschen dag, en had 'er geen vernomen: Dus zag hy duidlyk dat de Koning wel te pas, En al 't gediert gevangen was. Hoe dom, zoo borst hy uit, zyn myne medgezellen! Niet een komt immers my vertellen Hoe onze Koning vaart, of wat 'er is gebeurd. Maar tot myn troost blyve ik alleen ligt onverscheurd. Dus ziet Voorzigtigheid de looze strikken hangen, Waarin 't eenvoudig Volk zich onbedagt laat vangen. Vorige Volgende