De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Koning Filippus van Macedonie berispt. 't Nieuwsgierig menschdom let op 's naastens levenswandel; Men gaat elks daden na, en ziet, Uit onbedagtzaamheid, zyne eigen fouten niet: Men denkt niet om zyn' eigen handel. De Macedoonsche Vorst, Filippus, groot van magt, Zy hier ten voorbeeld bygebragt. Hy leefde in misverstand met haar, die hy te voren Als Bedgenoot had uitverkoren, En haatte zynen Zoon, die Alexander was, Niet minder dan Olympias. Een burger van Korinthe, aan 's Konings hof gekomen, Moest melden wat hy had vernomen. De Koning vroeg hoe 't met den Staat der Grieken stond, En of men daar wel eendragt vond? Myn Vorst! zoo sprak de knaap op dat nieuwsgierig vragen, Het zoude uw Majesteit mishagen, Wanneer gantsch Griekenland door eendragt werd gestreeld, Daar twist-uw eigen huis verdeelt. Dit antwoord, stout genoeg, was inderdaad voldoende; Het maakte dat de Koning ras, Tot vreugd van 't gantsche ryk, met zyne Olympias, En met zyn' dappren zoon, verzoende. Vorige Volgende