De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Boileau verdedigd. Boileau, wiens kunstryk Hekeldigt Van velen sterk wordt aangeprezen, En met genoegen doorgelezen, Is ook van velen sterk betigt, En als een letterdief luidrugtig uitgekreten. De Nyd werd woedend op dien Fenix der Poëten. Men riep en schreeuwde menigmaal, Dat ieder van zyn fraaiste trekken By Flakkus of by Juvenaal, Met weinig moeite, was te ontdekken. In 't byzyn van een' schrandren geest, Die wist hoe fraai Boileau als Digter had gezongen, Werd die betigting eens wat heftig aangedrongen: Men zei, vry onbeleefd: hy is een dief geweest. De man, die best de zaak des Digters kon verweeren, Sprak dus: wat raakt dat ons, myn Heeren? Wanneer ge in dit geval bevoegde Regters zyt, Dan deed Boileau juist naar 't gebruik van onzen tyd. Ontelbre lui, die zwierig leven, Doen zulks van geld, dat hun een vriend ter leen verschaft. [pagina 125] [p. 125] Zy brengen 't aan den man: 't wordt zelden weer gegeven. En vindt men wel een mensch, die dat gebruik bestraft? Vorige Volgende