De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De hertog van Milaan. Verdriet bedwelmt der menschen reden, En maakt in alles hen te onvreden. By hun, die, in een' staat van ramp en tegenspoed, Met schreyende oogen zugten slaken, Is 't vuur van gramschap haast aan 't blaken; Zy vinden naauwlyks iets, dat hunnen geest voldoet. Een Hertog van Milaan, in 't onheil, hem beschoren, Aan knorrigheid gewoon, onrustig door den spyt, Moest deze les, op zekren tyd, Van zynen schrandren Hof kok hooren. De magt des nagebuurs viel hem zo hevig aan, Dat hy bedugt was voor 't verliezen van Milaan. De vrees, die hem ontrustte, maakte Dat hem zyn eten nimmer smaakte; De Kok kreeg dag aan dag de schuld, En hoorde 't knorren lang met ongemeen geduld: Doch eindlyk vond hy goed zyn' Heer te wederleggen, En voor zyne onschuld iets te zeggen. Heer! sprak hy, met vrymoedigheid, 'k Heb daaglyks naar de kunst uw spyzen toebereid. Uw vleesch en visch zyn goed: gy zoudt dit waarlyk proeven, [pagina 124] [p. 124] Mogt maar geen hartzeer u bedroeven: Uw vyand geeft, hoe wel ik 't maak', Aan alles een' verkeerden smaak. Vorige Volgende