De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Spotterny van Augustus beantwoord. Augustus had een Griekschen slaaf, Die wel naar hem geleek van aanzigt en van leden; De karel was beschaafd van zeden, En in zyn dienst getrouw en braaf. De Keizer sprak hem, om zyn hupschheid en zyn gaven, Meer vriendlyk aan dan andre slaven, En altyd had de knaap een geestig woord gereed. 't Behaagde, op zekren dag, Augustus dus te spreken, Nadat hy zynen slaaf een' poos had aangekeken: Ei lieve! zeg me eens, zoo gy 't weet, Of uwe Moeder ook, in hare huwbre jaren, Te Rome kwam of was? De slaaf, een vlugge geest, Gaf spoedig antwoord: Heer! ik durf u wel verklaren Dat myne Moeder nooit is in de Stad geweest. 'k Hoorde egter menigwerf, en heb het wel onthouwen, Dat, 'k weet juist niet hoe lang, myn Vader voor zyn trouwen, [pagina 123] [p. 123] Hier binnen Rome heeft gewoond, En zich aan 's Keizers Hof vertoond. Vorige Volgende