De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] De Hollandsche Franschman beantwoord. Een Heer van aanzien en vermogen, Die door een' grootschen stoet in 't reizen werd verzeld, Die, rykelyk bedeeld van geld, Door malle moedermin verkeerd was opgetogen; Kwam aan de poort van zekre Stad, Wier smalle brug geen leuning had: Hy reed 'er over met zyn koets en zyne knegten, En kwam behouden door de poort. Hy vroeg, waar woont de Schout? en had dit pas gehoord, Of spoeit zich derwaards, gantsch vergramd, als wou hy vegten. Zyt gy de Schout? was toen de vraag: Ja Heer, was 't antwoord hem gegeven. 't Is billyk dat ik u by de Overheid verklaag; (Zoo sprak de vreemdeling, door gramschap aangedreven) Gy zorgt niet, comme il faut, dat elk hier veilig is: 't Is wonder dat ik zelf het leven nog niet mis; Dat me een malbeur nog niet in 't water heeft gesmeten. Men heeft (ligt is 't u meer gezegd, Want dat verzuim is byster slegt) Aan de al te smalle brug de Gardefous vergeten. Dit dubbelzinnig woord was gunstig voor den Schout, Om spoedig van de zaak en 't Heerschap af te raken. [pagina 98] [p. 98] Hy zei: de Gardefous, myn Heer, had ik doen maken, Zoo ik geweten had dat gy hier komen zoudt. Hy, die dit kort verhaal met regten smaak zal lezen, Moet in de Fransche taal niet onbedreven wezen. Een, die 'er niets van weet, vindt, leest hy zoo 't betaamt, De leuning van een brug een Gardefous genaamd: Maar hy, die zich aan 't Fransch een weinig mogt gewennen, Let op den dubblen zin van 't hier gebruikte woord. In d' eersten opslag naar de letter slegts gehoord, Geeft Gardefous zoo veel als Gekkenwagt te kennen. Vorige Volgende