De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Beschryving van Holland, zo als het was in 1672. Uit het Fransch van den Heer Pavillon. Wanneer ik in dit vlak gewest, Waar de aarde, lager dan de stroomen, Steeds watervloeden heeft te schroomen, Voor 't eerst zag een Gemeenebest, Gevormd uit dertig boersche steden, Scheen my dit Volk in aart en zeden (Want ieder heerscht in 't zyn zoo juist in dit moeras) Der Vorschen woeste zugt tot vryheid af te beelden, Der Vorschen, die voorheen ook zoo den meester speelden, En geen' gebiedend' Vorst begeerden in de plas, Dat ik in twyffel stond of 't niet hun nakroost was. De Staat is zoo belast met schulden, En de Onderdaan moet zulk een zwaare schatting dulden, Dat ge u met regt verwondren zult, Wanneer gy herwaarts komt, door reislust aangedreven, [pagina 13] [p. 13] Hoe de een betalen kan de rente van de schuld, En de ander 't geen hy 's jaars moet geven. De grond, die in dit land gewis Voor elk, die hem bebouwt, een kwade stiefinoêr is, Brengt hier geen granen voort, die elders welig groeyen, Doch egter ziet men hier, dit is de gulde vrugt Van ieders naarstigheid, de nooddruft overvloeyen, In spyt van de aarde zelf, van water, vuur en lugt. Laat ieder wat hy wil van hunne Vrouwen zeggen: (Dat ze al te karig zyn, en zeer jaloersch, is waar) Maar minziek! zoo men dit heur wou te laste leggen, 'k Ontken het, als verdigt door eenen lasteraar; Doch by de Vrysters mag men mallen: Die deernen zyn zoo vies niet; neen: Ze zyn de minnen in 't gemeen Der meeste kindren, daar de Vrouwen van bevallen. 't Eenvoudig net wordt hier betragt, Eenvoudig, maar met een behaaglyk, Wyl elk met grootsche zwier en pragt, In andre landen onverdraaglyk, Als met een ydel schynschoon lacht. Hier kan men zien, en 't gaat byna 't geloof te boven, En egter mag men 't vry gelooven, Het geen men nergens vinden kan, De Rykdom, nedrig by de schatten, De Vryheid zonder uit te spatten, Veel pagten, egter geen noodlydend ambagtsman. [pagina 14] [p. 14] Elk een gelooft hier wat hem lust: Men heeft dus, in het stuk van Godsdienst, niet te veinzen, En is by de overheid voor alle straf gerust, Al is men nog zo vry in 't uiten van gepeinzen: Wordt haar gezag slegts niet getergd, Zal ze ieder een in vrede laten, Dewyl zy anders geen geloofsbetragting vergt, Dan onderwerping aan de Staten. Vorige Volgende