De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 294] [p. 294] De dronkenschap. Kom Zangster, help my nu vertoonen De vrugten van de vrolykheid, Daar breidellooze Bachuszonen, Zich moorden door hun onbescheid: Maar gaa hun Apery In dit Tafreel voorby. Begreept gy z' in uw' zang, Dan viel die veel te lang. Geen pen beschreef, of kan beschryven, Wat kinderlyke zotterny De dronk bedreef en kan bedryven. Ik zwyg dus van zyn razery; Van zyn gewoel, gepraat, En dartel wangelaat. Het is niet mogelyk Dat die in schriften blyk. De Dronkenschap verzwakt de leden, Misvormt het wezen en gezigt, Maakt zugt en ziekt' en strammigheden, In armen, beenen en gewrigt. Zy maakt de slappe maag Tot eten zelden graag: Zy maakt de menschen schor, En kaal en heesch en dor. [pagina 295] [p. 295] De dronk bederft verstand en zinnen, Maakt kuischheid tot een geilen brand, En doet gantsch onbehoorlyk minnen, Dewyl hy d' eerbre schaamte bant. Hy zet tot ontugt aan: Doet menschen overslaan Tot daden, waar de wet Zich billyk tegen zet. De dronk doet dobbelen en spelen, Den mensch veraarden in een zwyn; Doet vloeken, razen en krakkeelen, Ja vegten, die geen vegters zyn. De dronk brengt aan den dag 't Geen lang verduisterd lag: Men ziet hoe 't zagtst gemoed, In dronken vlagen, woedt. Hoe velen heeft de dronk doen sneeven, Verdelgd, verdronken en gesmoord, En schandelyk gebragt om 't leven, Verworgd, mishandeld en vermoord; Door beulen 't licht ontroofd, Gehangen en onthoofd. Dat elk dan, wie hy zy, De dronkenschap vermy. Vorige Volgende